Beaune Tekst en fotografie Mark Mastenbroek

En ziekenhuis in Beaune

Terugrijdend over de Autoroute doet zich ter hoogte van Beaune altijd hetzelfde dilemma voor. Gaan we via Parijs naar huis of langs Dijon? Want de snelweg splitst zich hier in twee gelijkwaardige verkeersaders. De kans om jezelf nog even te laten opmonteren door de Lichtstad, moet worden afgewogen tegen de iets kortere route via Metz of Reims. Je hebt na het eerste verkeersbord op het weefvak twee kilometer de tijd om te beslissen. Er is echter een derde alternatief; Beaune zelf!

Tongstrelend

Beaune is een charmant plaatsje met een vriendelijk klein centrum, fraaie oude huizen, mooie kerken en imposante stadswallen. Haar naam stamt van de bron Belena, waaraan de Kelten in de vijfde eeuw voor Christus genezende krachten toeschreven. Toen de Romeinen onder Caesar deze nederzetting annexeerden, introduceerden zij hier de Mitrasdienst. Deze onder soldaten populaire geloofsovertuiging, stamde uit Perzië. In een ondergrondse tempel werden geheime rituelen voltrokken. Een marmeren afbeelding van Mitras die een stier overwon, symboliseerde daarbij een proces van dood en opstanding. De stier stond voor de lagere krachten in de mens, die op een hoger plan gebracht moesten worden. Maar de Barbaren kwamen en de Romeinen gingen. Mitras werd afgeschaft, het Christendom won terrein. Tijdens de middeleeuwen sierde een afbeelding van Maria de schilden en wapens van de stad. Niet voor niets had men deze stadsheilige een druiventros in de hand gegeven. Want de wijnvelden rond Beaune leveren sinds mensenheugnis een tongstrelende Bourgogne op.

Zieleheil

In de vijftiende eeuw, kort nadat de Zwarte Dood één op de drie inwoners van de streek dodelijk had getroffen, vreesden velen dat hun ziel in het hiernamaals in hel en vagevuur geslingerd zou kunnen worden. Zeker een gefortuneerde en machtige politicus als kanselier Nicolas Rollin had reden om zich hierover zorgen te maken. Derhalve werd het na veertig jaar regentschap en talloze intriges, tijd om eens iets heel anders te doen. En hoe kun je je zieleheil beter veiligstellen dan door het oprichten van een ziekenhuis waar de armsten uit de samenleving gratis liefdevol verzorgd worden? Niet alleen door aardige mensen, goede verpleegkundigen en doktoren, maar ook door het scheppen van een omgeving die tot in alle details zou getuigen van kunstzinnige verfijning. Zo werd in 1451 het hospitaal voltooid, dat Beaune beroemd zou maken: het Hotel Dieu, dat thans een museum is.

Draconisch

Dat Rollin niets aan het toeval overliet, is nog dagelijks te zien. De subtiel gekleurde dakpannen, de dekens uit bloedrood Vlaams laken die de houten bedjes sieren, de gedecoreerde vloertegels en de kunstig gesneden pinakels op de flamboyant-gotische gevels getuigen allemaal van dezelfde aandacht. Maar de zorg van de Kanselier des Konings reikte verder. Toen de moeder-overste van de Zusters van Liefdadigheid die hij speciaal uit Valenciennes had laten overkomen, haar leiderschap te autoritair, te draconisch bleek op te vatten, liet hij haar per omgaande vervangen door een jonge non die louter zachtzinnigheid uitstraalde. En tenslotte gaf Rollin de beroemde Vlaming Rogier van der Weijden opdracht om een Laatste Oordeel te schilderen in de zaal voor de armen. Opdat ook zij herinnerd zouden worden aan het feit dat hun levenshouding van vandaag straks vérgaande konsekwenties kon hebben. Bovendien zouden zij door het kijken naar die voorstelling in olieverf misschien wel evengoed kunnen genezen als door de medicijnen die in de luisterrijke huisapotheek met haar prachtige flesjes en potjes werden bereid.

Naakt en nietig

Behalve door een enorme precisie en een minuscule detaillering, onderscheidde Rogier van der Weijden zich doordat hij als eerste in de schilderkunst menselijke emoties in beeld bracht. Dit altaarstuk in Beaune leende zich daar trouwens goed voor. Midden op de voorgrond staat de aartsengel Michaël, die overigens algemeen als een christelijke variant van de heidense Mitras wordt beschouwd. Hij houdt een weegschaal in de hand, waarmee hij de dode zielen weegt, die als kleine poppetjes naakt en nietig in de schaal zitten. Links van Michaël verdwijnen de verdoemden kokhalzend en met ogen vol ontzetting in de hel, terwijl aan de andere zijde de braveriken met zedig gevouwen handen het Paradijs wacht. Klapt men dat altaarstuk met haar vele panelen en warme kleuren dicht, dan treffen we op de buitenzijde twee portretten. Eén van Rollin en één van zijn gemalin Guigonne de Salins. Hun vrome houdingen doen vermoeden dat zij straks aan de betere zijde van Michaël een voorspoedige toekomst tegemoet zullen zien.

New York

Na een bezoek aan het Hotel Dieu kun je op een terrasje rustig een besluit nemen. Terug over Parijs of over Metz? Of, wanneer we nog op de heenweg zijn, verder over de Autoroute? Of kalm zoeven door het groene hart van La Douce France, langs historische plaatsjes als Autun, Cluny of Paray? Misschien kunnen we eerst nog even een bezoek brengen aan de eerbiedwaardige kapel van de Tempeliers, even buiten Beaune in de Faubourg Saint-Jacques. Helaas is het schitterende Romaanse portaal daarvan verdwenen. Wie dat wil zien, moet naar het prestigieuze museum The Cloisters in New York, dat het ooit voor klinkende munt verwierf en verscheepte.

Dia’s teksten

=============

Nummers: zie zwarte cijfers.

Wat mij betreft lijkt de beste keus no. 1, 3, 17, 19

1: Oude huizen en rondbogen in Beaune

2 t/m 6: Op de binnenplaats van het ziekenhuis krijgt men een goede indruk van de zorg en verfijning die aan dit flamboyant-gotische bouwwerk werden besteed.

7 t/m 11: Het lijkt bijna gezellig om onder die rode dekentjes in zo’n houten bedstee arm en ziek te mogen zijn. Tenminste, voor een tijdje en nauurlijk niet ál te erg.

9: De spitse toren van het de Notre Dame steekt kantachtig af tegen de blauwe lucht boven Beaune

12 t/m 16: Straatjes, terrasjes en doorkijkjes karakteriseren Beaune

17: Zeer Franse geveltjes domineren het centrale plein met vele terrasjes van Beaune

18: Het altaarstuk dat Rogier van der Weijden voor de zieken in de armenzaal schilderde, in opengeklapte toestand.

19: Centraal op het altaarstuk van Rogier van der Weijden staat de aartsengel Michaël die de angstig kijkende dode zielen weegt.

20: Het altaarstuk van Rogier van der Weijen in dichtgeklapte toestand. We zien links de opdrachtgever, kanselier Nicolas Rollin, rechts zijn gemalin Guigonne de Salins.

Het geheim van Chartres Mark Mastenbroek

Foto’s Mark Mastenbroek

==============================================================

IN DIT NUMMER

HET GEHEIM VAN CHARTRES

Wie de stad Chartres bezoekt, heeft doorgaans maar één doel: de beroemde kathedraal. Maar ‘Dynamique’ ontdekte daar nóg een bezienswaardigheid. De in het leven mislukte Raymond Isidore schiep in een saaie buitenwijk met zijn eigen handen een paradijsje van cement, afval en potscherven. Het blijkt niet alleen ontroerend mooi, het is ook een ’tempel voor de mensheid’.

==============================================================

HET PARADIJS VAN DE SCHERVENRAPER

Een onbekende verrassing in Chartres

Intro:

De gotische kathedraal, die reeds van veraf zichtbaar boven de stad uittorent, is voor de meeste bezoekers van Chartres de enige reden om de autoroute te verlaten. En terecht. Men vindt er de mooiste glas-in-lood ramen ter wereld, kan zich verbazen over de enorme afmetingen van het complex en onder de indruk komen van de uitzonderlijke sfeer die men hier aantreft. Toch is er in Chartres nog een ander hoogtepunt te vinden. Een hoogtepunt dat vrijwel niemand kent en waar je niet zómaar komt. Een goede plattegrond van de stad is dringend gewenst, want je moet in een buitenwijk terecht zien te komen op nummer 22, Rue du Repos. Op het eerste gezicht is daar niets bijzonders te zien. Een heg. En een ingang via een paadje. Wat móeten we daar?

—–

Raymond Isidore (1900-1964) werd door de meeste van zijn stadgenoten beschouwd als een mislukkeling. Afgezien van regelmatig terugkerende periodes van werkeloosheid, was hij een paar jaar aangesteld bij de inmiddels opgeheven regionale tramlijn waar hij de wagons schoonveegde. Een enkele maal trof men hem als wegwerker die eigenlijk te zwak was om de harde arbeid vol te houden en tenslotte was hij langere tijd in dienst bij het kerkhof van Chartres om het grind netjes aan te harken en de planten te verzorgen. Voor mobilisatie tijdens de tweede wereldoorlog werd hij na een rampzalige maand in een kazerne te Le Mans voorgoed ongeschikt geacht en terug naar huis gestuurd.

vuilnisbelt

Afgezien van zijn echtgenote – een elf jaar oudere weduwe – waren er twee grote liefdes die zijn leven domineerden: De kathedraal en… de plaatselijke vuilnisbelt. Urenlang kon hij in het afval snuffelen en porren. Steeds had hij het gevoel dat er uit dit vuilnis iets nieuws zou kunnen ontstaan, dat er iets moois van te maken moest zijn. Hij zocht bij voorkeur naar oude ansichtkaarten, kapotte horloges en scherven van aardewerk en nam die mee naar huis. Zijn stadgenoten noemden hem dan ook smalend ‘le Pic-Assiette’, vrij vertaald: de schervenraper.

Huisje

In 1929 werd in het parlement het zogenaamde ‘plan van Loucheur’ aangenomen, met als doel om Frankrijks allerarmsten de gelegenheid te bieden zelf een eigen woning te bouwen; een piepklein optrekje, dat nauwkeurig volgens een indrukwekkend reglement moest worden gerealiseerd. Isidore grijpt die kans aan en de gemeente voorziet hem op gunstige voorwaarden van het bouwmateriaal plus een smalle lap grond op een toen nog onbebouwde kale heuvel ten Zuidoosten van de stad.

Wanneer het Isidore met moeite is gelukt om zijn huis binnen de vereiste twee jaar overeind te zetten en hij zich de trotse eigenaar mag noemen, breekt een nieuwe periode aan. Want op een dag, wanneer hij juist de zoveelste zak vol scherven van porselein op zijn terrein heeft leeggeschud, komt hij opgewonden de nietige huiskamer binnen en fluistert zijn vrouw in het oor: ‘Ik heb een idee! Een idee om alles mooi te maken.’

Verlangen

Met een verbijsterende kundigheid en vindingrijkheid gaat hij aan de slag. Eerst wordt het huisje versierd met een mozaïek van scherven. Vervolgens ontstaat op het terrein langzaam maar zeker een netwerk van gangen, kamers, tombes, pleinen en een beeldentuin. Eindelijk krijgt het leven zin. Een hoge muur om zijn terrein zorgt ervoor dat hij zich veilig voelt om zijn diepste verlangen vorm te geven. Afbeeldingen die hij gezien heeft in de kathedraal, kan hij naar hartelust herscheppen. En zijn verzameling afval krijgt een zinvolle bestemming: met al die kleurige scherven bedekt hij zijn gevels. Bouwstenen liggen overal voor het oprapen en cement is goedkoop. Ansichtkaarten van kerken, moskeeën en tempels uit zijn collectie worden ‘vertaald’ in mozaïeken. Kan het mooier?

Klachten

Maar na enkele voorspoedige jaren verschijnen donkere wolken aan de hemel. Tegen het einde van de jaren vijftig wordt de heuvel waar Isidore zijn levenswerk schept, geleidelijk volgebouwd. Er komt een stratennet. Hij krijgt een huisnummer. Isidore voelt zich bekeken. Niet ten onrechte. Vanuit saaie vensters kijken buren over de muur naarbinnen en hebben weinig gevoel voor het intieme wereldje van deze ‘fantast’. Klachten bij de gemeente over die ‘vuilnisbelt’ vinden een gewillig oor. Het heeft maar weinig gescheeld of bulldozers hadden korte metten gemaakt met dit paradijsje. Gelukkig krijgt de schepping van Isidore dan juist enige bekendheid. Dat geeft de gemeente weer de kans om belasting te heffen op de toegangskaartjes van één franc. En iets dat belastinggeld oplevert maak je niet met de grond gelijk.

Geheime tekens

De enkeling die thans aan de Rue du Repos het ‘Paradis Terrestre’ bezoekt, komt woorden tekort. Het is ontroerender en liefelijker dan foto’s kunnen suggereren. En allengs kom je tot de ontdekking dat Raymond Isidore als bouwmeester bepaald niet willekeurig te werk is gegaan. Wanneer je door het complex loopt, tref je niet alleen afbeeldingen en symbolen uit de kathedraal, maar ook tekens van geheime ketterse stromingen uit de middeleeuwen. Met name het zogenaamde Manicheïsme lijkt Isidore geïnspireerd te hebben. Daarvoor pleit de ordening van het terrein in afzonderlijke ruimtes. Er is een ’tombe voor het lichaam’, een ’tuin voor de ziel’ en een ‘kapel voor de geest’. En wat moet dat portret van de vrouwenmoordenaar Landru tussen de afbeeldingen van Maria, kerken en tempels? De manicheïsten van weleer wilden het kwaad niet bestraffen en bestrijden, maar liefhebben. Zo hoopten zij dat booswichten zich uiteindelijk uit vrije wil zouden bekeren tot iets goeds. Kennelijk koesterde Isidore hetzelfde ideaal. Daarom krijgt een beruchte crimineel ook een plaatsje in dit kleine paradijs.

Kwetsbaar

Isidore was een kwetsbaar mens. Het onbegrip van zijn buren was voor hem bijna even moeilijk te verdragen als de vreemdelingen met hun camera’s, die de intimiteit van zijn wereldje verstoorden. Steeds vaker ontvluchtte hij nu de plek die hem voorheen zoveel geluk had verschaft. Toen hij in 1964 stierf was de beeldentuin nog niet voltooid. Madame Isidore heeft nog enkele jaren de kassa beheerd en de schaarse bezoekers steeds weer moeten overtuigen dat dit indrukwekkende complex werkelijk de schepping van één mens is geweest.

Mark Mastenbroek

Het Maison de Pic-Assiette is geopend van Pasen tot 31 October. Openingstijden van 10.00-12.00 u. en van 14.00-18.00 u. Dinsdags gesloten. Groepen kunnen ook in de winter een bezoek reserveren via tel. 09-33.37.364139.

Onderschriften bij de foto’s:

1: Het huisje van het Plan Loucheur waarmee het allemaal begon. Motieven uit de kathedraal zoals het ‘roosvenster’ zijn duidelijk te herkennen.

2: Een doorkijkje van de zitkamer naar de slaapkamer. Letterlijk alles is beschilderd of overdekt met mozaïek, tot en met de naaimachine van Madame Isidore.

3: Een indrukwekkende open ruimte wordt gevormd door de ‘Cour Noir’. Vanuit de zwarte troon kijk je op een sarcofaag met een model van de kathedraal.

4: Aan de voet van de zwarte sarcofaag, onder het roosvenster, plaatste Isidore zijn ‘handtekening’: twee handen die uit de grond naarboven reiken met daartussen een vraagteken.

5: De gangen die de verschillende onderdelen van het Maison de Pic-Assiette verbinden zijn eveneens volledig bedekt met motieven van planten en dieren, zoals die ook veelvuldig in de kathedraal te vinden zijn.

6: De originele architectuur van Isidore levert mooie perspektieven op. Hier de torens op de ‘Tombeau de l’Esprit’.

7: Isidore had een grote voorliefde voor Maria. Hij was op haar naamdag geboren, zijn moeder heette Maria en ook de grote kathedraal was aan Maria gewijd. Er zijn dus veel beelden en portretten van deze heilige te vinden. Dit naïeve kunstwerkje staat ergens in een hoek van de beeldentuin.

8: Sommige fragmenten – hier op de tuinmuur – doen bijna denken aan de Zonnebloemen van Vincent van Gogh.

9: De Blauwe Troon tegen de gevel van de Tombeau de l’Esprit. De gevel symboliseert het Nieuwe Jeruzalem. De afgebeelde kerken heeft Isidore nooit met eigen ogen gezien. Hij gebruikte oude ansichtkaarten.

10 a t/m d: In close-up zijn het materiaal en de werkwijze van Isidore goed zichtbaar.

11: Een van de portretten van de vrouwenmoordenaar Landru.

12: In dit verborgen hoekje beeldt Raymond Isidore zichzelf af met zijn vrouw.

13: De huiskamer. Piepklein!

14: Detail van de zwarte sarcofaag met Isidores ‘handtekening’, twee handen die uit de grond oprijzen met daartussen een vraagteken.

15: Een poëtische scene, geschilderd tegen de muur van de beeldentuin.

Cluny Cluny, een leemte in het groene hart van Frankrijk

Tekst en fotografie Mark Mastenbroek

Het dorp Cluny ligt vredig ingebed in een groen dal op ruim twintig kilometer van de altijd drukke Autoroute du Soleil, tussen de afslagen Tournus en Mâcon Nord. De vriendelijk slingerende bourgondische routes départementales die naar het plaatsje leiden, hadden mijn tempo al aardig vertraagd, maar eenmaal in Cluny gaat de voiture even aan de kant. De geurige franse namiddagzon beschijnt een stilte die hier al eeuwen lijkt te regeren. Maar juist wanneer je het portier met een zucht hebt dichtgeslagen en de stress van maanden als een versleten slangehuid van je af lijkt te vallen, gebeurt het.

Slang

Ergens achter de mid-franse heuvels klinkt een zacht sissend geluid. Het komt snel dichterbij, kaatst en echoot, waardoor je niet zeker bent, van welke kant het onheil te verwachten valt. Onheil? Moeten we dekking zoeken? Hoewel het geluid beschaafd blijft en nooit boven de pijngrens komt, is het hele dal ervan vervuld. Duizend jaar geleden zou geen middeleeuwer getwijfeld hebben: daar komt de reuzenslang, de draak uit oude mythen en sagen! Om het dorp te verslinden. Of op zijn minst om jaarlijks een jonge maagd als zoenoffer mee te nemen naar zijn hol. Maar de draak van toen is gewoon de TGV. Als je heel snel bent, kun je hem buiten Cluny op een smalle brug onder je voorbij zien flitsen.

Grootste ter wereld

Maar geen van de oranje- geel- of blauwzilveren TGV’s die hier met meer dan driehonderd kilometer per uur voorbijsuizen, zal halthouden in Cluny. Tenzij iemand aan de noodrem trekt, natuurlijk. Duizend jaar geleden echter zou de reiziger die te voet of te paard zómaar aan dit oord voorbij zou trekken, voor gek zijn aangezien. Want toen klopte hier het hart van Europa. Dit minieme plaatsje bezat een immens klooster met een kerk die veruit de grootste ter wereld was. Wanneer de basiliek van Cluny nog overeind had gestaan, was hij alleen door de veel latere Sint Pieter te Rome in grootte nipt overtroffen.

Machtsfactor

In het jaar 910 had Guillaume, Hertog van Aquitanië en eigenaar van een jachthoeve alhier, spijt. Spijt van zijn losbandige levenswijze en politieke intriges. Daarom besloot hij, eenmaal op leeftijd, een klooster te stichten. Hij hoopte dat de benedictijner monniken aldaar, door hun gebeden, zijn ziel uit de krochten van hel en vagevuur zouden kunnen redden. Of dat gelukt is, heeft niemand kunnen navertellen. Maar het door hem gestichte instituut zou een onverwachte vlucht nemen. Dankzij vooruitstrevende abten groeide het gestaag uit tot de meest onafhankelijke en stabiele machtsfactor binnen een door onzekerheid en chaos verscheurd Europa.

Boetekleed

Op de plek waar tegenwoordig geen TGV halthoudt, kwamen keizers, koningen en pausen smeken om raad en bijstand. Als dank verleenden zij met gulle hand gunsten, schonken titels, landerijen en kostbaarheden. Al snel werden van hieruit satelliet-kloosters gesticht om overal te kunnen opereren en ingrijpen bij calamiteiten. Uiteindelijk zouden meer dan tienduizend hooggekwalificeerde monniken van Spanje tot Polen, van Engeland tot diep in Italië onder de orde van Cluny vallen. Van hieruit werd de reconquista, de strijd tegen de Islam in Spanje georganiseerd en hier werden de lijnen voor de kruistochten uitgelegd. Dankzij interventie van de Abt van Cluny werd in 1077 de strijd tussen Paus Gregorius VII en Keizer Hendrik IV beslecht. In het Noord-Italiaanse Canossa verscheen de vorst na een barre tocht over de winterse alpen in boetekleed aan de poort van het kasteel. Vergeefs! Pas de derde dag liet de paus hem binnen en mocht hij het hoofd buigen. Abt Hugo keek toe en kon tevreden zijn. Zijn orde, zo perfect geleid vanuit het hoofdkwartier te Cluny, had in heel de beschaafde wereld rust gebracht en duidelijkheid geschapen.

Menu du Jour

Tegenwoordig is Cluny niet veel meer dan een aardig bourgondisch straatje met winkels, een café en een paar terrasjes waar het menu du jour de voorkeur verdient. Enkele noeste huizen dateren nog rechtstreeks uit de middeleeuwen en hebben dus heel andere tijden gekend. Naast het dorp liggen de resten van het wereldwonder dat tijdens de Franse Revolutie werd gesloopt, waarna de ruïne een eeuw lang als steengroeve diende voor de wijde omgeving. Over de oude funderingen lopend, kun je een vermoeden krijgen van de immense afmetingen van het kerkgebouw. De ene toren van een zijschip dat werd gespaard, imponeert nog steeds, ook al was het slechts een bij-toren. In het museum vlakbij vertellen beelden, reliëfs en rekonstrukties op schaal welk een artistieke verfijning het complex in zijn gloriedagen uitgestraald moet hebben.

Geheim

Even verderop treffen we de fraai gelegen stallen van een beroemde stoeterij. Van oudsher werden hier paarden gefokt; Napoleon betrok een groot deel van de rossen voor zijn legioenen van hier. En nog steeds staan hier zware knollen te stampen en te snuiven in het halfduister. Het lijkt alsof zij als enigen nog de geheimen kennen van de unieke inspiratie die hier tot bloei kwam en verloren ging. Maar ook met deze eeuw zijn de rijpaarden van Cluny vertrouwd. Wanneer de TGV voorbijsist, slaat geen van de nobele dieren op hol.

==========================================

Beeldmateriaal, tekst:

1, 1A: Vanuit de middeleeuwse kaas-toren van Cluny heb je een mooi uitzicht over het typisch bourgondische stadje en het omliggende heuvelende groen.

2, 2a, 2b: Bij de vernielingen tijdens de Franse Revolutie bleef dit deel van het zijschip gespaard. Hoewel ooit een klein onderdeel van het kerkgebouw, is het nu nog indrukwekkend vanwege haar grootte.

3, 3a: Hier lag ooit het hoofdschip van het immense kerkgebouw van de orde van Cluny.

4: Vroeger was hier de ingang tot het kerkgebouw. De toren in de verte rechts vormde het sluitstuk van het zijschip.

5: Oude muren te over in Cluny. Als stenen konden spreken zouden zij een lang verhaal te vertellen hebben.

6: Stille oude straatjes sluimeren in de avondschemering.

7: Verlaten pleinen en doorkijkjes kenmerken Cluny buiten de drukke hoofdstraat.

8: De typisch bourgondische hoofdstraat van Cluny met winkels, hotelletjes en terrassen waar het menu du jour de doorkeur verdient.

9: idem als bij 7.

10, 10a: Napoleon betrok honderdduizenden strijdrossen van de stoeterij te Cluny. Het is nog steeds een centrum van ruiterij.

11: De reuzenslang uit middeleeuwse sagen is tegenwoordig gewoon de TGV.

12, 12A: deze huizen hebben de gloriedagen van de abdij nog meegemaakt. Ze zijn zo’n slordige duizend jaar oud.

De geheimzinnige charme van Laon

Tekst en fotografie: Mark Mastenbroek

De nieuwe A26 – St. Quentin-Reims-Troyes – is een flinke afsteker voor wie gewend was via Parijs zuidwaarts te rijden. Al scheelt het krap twintig kilometer, je omzeilt wel de drukte en de files rond de hoofdstad. Het licht glooiende landschap rond deze stille Autoroute biedt reeds alles wat rijden door Frankrijk aantrekkelijk maakt. Na een halfuurtje doemt het silhouet op van een vestingstad op een heuvel. De vijf torens van een grote kerk steken haast vervaarlijk af tegen de ijle blauwe lucht. We zien versterkte wallen en een citadel. In de middeleeuwen moet deze hoogte onneembaar geweest zijn. De franse koningen die hier van 740 tot 988 woonden, noemden dit centrum van de toenmalige Europese politiek de Mont Loon. Het verkeersbord bij de afslag meldt thans: Laon.

POMA 2000

Amper vijf minuten nadat je de snelweg hebt verlaten sta je voor een keuze. Rijd je met de auto omhoog of kies je voor de POMA 2000, de kleine metro die tegelijkertijd een steil kabelbaantje is? Welk vervoer je ook kiest, eenmaal boven aangekomen sta je oog in oog met een adembenemend uitzicht over de Champagne en de vlakte van Thiérache. Bovendien roepen de smalle straatjes van Vieux Laon direct de vraag op waarom we eigenlijk altijd zo vér Frankrijk in moeten. Want eenmaal neergestreken op het terras tegenover de immense torens van de kathedraal Notre Dame, bevinden we ons middenin een uitgelezen frans decor. Op zo’n vier uur rijden vanuit Midden Nederland!

Reuzenbeelden

Ooit bevond zich hier de Gallische plaats Bibrax waarover alleen legenden bestaan. Druïden beheerden er een roemrucht en gevreesd orakel. De Romeinen trokken hier ruim vóór het jaar nul voorbij in hun veldtochten tegen Belgica, sloegen een bivak op deze strategische hoogte en noemden het Laudunum. In de vijfde eeuw vestigde zich daar een bischop. Een aan Maria gewijd kerkje was de voorloper van het vroeggotische bouwwerk dat thans boven ons terras oprijst. We vinden er kleurrijk glas-in-lood en mooi beeldhouwwerk. Vanaf de kant-achtige torens kijken zestien levensgrote stenen stieren de voorbijganger aan. Hun tonnenzware lijven hangen ver buiten het metselwerk, zodat je elk moment verwacht dat ze naar beneden storten. Geruchten willen dat deze reuzenbeelden een eretribuut waren voor een os of stier die op wonderbaarlijke wijze uit het niets verscheen en ingreep, toen een kar met bouwstenen voor deze kathedraal van een helling dreigde te glijden.

Mitras

Maar het is ook mogelijk dat die beesten op hun hoge plek nog van een ander zinnebeeld getuigen. Romeinse legioenen stichtten ook hier ongetwijfeld een heiligdom waar de god Mitras werd vereerd in geheime onderaardse bijeenkomsten. Tijdens hun veldtochten in Anatolië en Perzië hadden zij hem leren kennen. Mitras werd door honderdduizenden soldaten van het Imperium Romanum vereerd als overwinnaar van de stier. Hij was het symbool van de zwaarbevochten triomf van de mens over zijn eigen lagere natuur. Misschien zijn de stieren van Laon nog een verre herinnering aan die Perzisch-Romeinse geloofsovertuiging.

Geestverschijningen

Maar er is meer geheimzinnigs in Laon. De stad beschikt sinds mensenheugnis over een netwerk van ondergrondse gangen en grotten, de Creuttes. Geestverschijningen dreven de ongelukkige middeleeuwer die daar verdwaalde tot waanzin. En ook later gebeurden hier alleen maar dingen waarover slechts kon worden gefluisterd. De moderne toerist wordt beslist niet uitgenodigd daar binnen te gaan. Een paar straten voorbij de kathedraal staat een achthoekige kapel, die door de Tempeliers werd gebruikt voor rituelen, die ook al door raadselachtigheid werden omgeven. Afgunstige tongen beweren dat zij hun onmetelijke rijkdom, waarmee zij de bouw van kathedralen financierden, hadden ontvreemd uit Jeruzalem. Ook in de oudheid sloegen verschillende bevolkingsgroepen elkaar dus nogal eens met wantrouwen gade. Maar tevens wordt duidelijk dat Laon deel uitmaakte van een internationaal netwerk. Naast de kapel van de Tempeliers staat een archeologisch museum vol beeldjes en gebruiksvoorwerpen uit Griekenland en Rome die hier werden opgegraven.

De School van Laon

In de twaalfde, dertiende eeuw was de kerk met haar omliggende gebouwen ook al een centrum waar men van heinde en verre naartoe reisde. Ditmaal om te luisteren naar geleerden die uit Ierland en Schotland kwamen. Onderwijs was toen een nieuwigheid die vele kerkvaders en vorsten wantrouwden, want het volk mocht niet teveel weten! Maar in Laon heerste de avant-garde. Naast de studie van de Zeven Vrije Kunsten uit de Griekse filosofie, werden hier uit Arabië afkomstige geschriften van de arts Hippokrates bestudeerd en bekommentariëerd. Het is aan deze School van Laon te danken, dat in het naast de kathedraal gelegen Hotel Dieu de medische wetenschap tot bloei kon komen. In dit eerbiedwaardige pand met haar indrukwekkende kruisribgewelven werden sinds 1160 zieken en armen met zorg onthaald in zalen vol luisterrijke muurschilderingen. Het is onlangs gerestaureerd en vormt nu de behuizing van de VVV.

Voor wie minder geïnteresseerd is in het verleden, biedt deze vestingstad uitgelezen wandelroutes langs de hooggelegen wallen en tuinen, sfeervolle winkelstraatjes en op zijn minst de nodige afwisseling na vier uur snelweg. Voor wie graag sporen uit voorbije dagen zoekt, zijn er nog middeleeuwse kerken, oude stadspoorten en schone met historie beladen panden te over.

Teksten bij foto’s:

===================

1: Een stil hoekje in een van de oude straatjes van Laon.

2 en 14: De kapel van de Tempeliers stamt uit de dertiende eeuw. De orde der Tempeliers ontstond tijdens de kruistochten in Jeruzalem. Na hun verdrijving uit het heilige land werden zij min of meer de eerste bank in Europa. Doel: het financieren van kathedralen en ander stichtelijk werk.

3 en 17: De buitenzijde van de Notre Dame levert een fraaie ritmiek op dankzij zware luchtbogen en waterspuwers.

4: Een van de vele met historie beladen panden van Laon.

5 en 10: De vestingstad ligt hoog boven de vlakte en biedt mooie vergezichten.

6: De vroeggothische facade van de Notre Dame te Laon. Bovenin zijn nog juist de levensgrote stieren zichtbaar.

7: De Porte d’Arlon vormt een onderdeel van de middeleeuwse vestingwallen.

8: Een sfeervol terrasje onder de schaduw van de kathedraal.

9: De vroeggothische kathedraal Notre Dame domineert het stadsbeeld.

11: De Noordelijke buitenwijken van Laon verraden dankzij hun rode baksteen dat België niet ver achter de einder ligt.

12: Een van de vijf torens van de kathedraal met, nog juist zichtbaar, de stieren die ver buiten de muren steken.

13: Huizen, vestingmuren, en lantaarnpalen vormen in Laon de aanleiding voor verstilde plaatjes.

16: Het immense interieur van de Notre Dame ademt een rust en stilte die je na vier uur Autoroute even in een andere wereld plaatst.

18: De binnenzijde van de koepel van de tempelierstempel is op fraaie wijze door de eeuwen getekend.

X en X: (m.i. niet in aanmerking voor plaatsing)

Bij problemen met het beeldmateriaal: 020-6445405

Zwerven tussen Loire en Seine. Mark Mastenbroek

(Ook minder bekende gebieden van Frankrijk kunnen een ontdekking zijn. Zo is het gebied ten Westen van Parijs, ruwweg tussen de Seine en de Loire, vol verrassingen. Er zijn oude kerkjes en kastelen die getuigen van een bewogen verleden. We treffen grillige rotspartijen, stranden en musea, vriendelijke mensen, sfeervolle dorpen en charmante steden. Teveel om op te noemen, in feite.)

=============================================================

Rijden en trekken door Frankrijk. Af en toe dromen we daar allemaal wel van. Van die zeldzame ochtenden op een stille weg, terwijl het heuvelende land als een boeket van geur en licht de reizigers lijkt te begroeten. En opeens zien we weer die kleine markt tussen de platanen. Dat stukje antiek waar je al jaren naar op zoek was, lag daar zómaar op je te wachten. We herinneren ons het petit restaurant waar we ons afvroegen hoe het toch komt dat niet alleen de koffie, maar ook de wijn in Frankrijk rijker smaakt dan thuis. En opeens weten we het zeker. We gáán! We móeten weer naar Frankrijk.

Ouderwets

Binnen vier uur na vertrek uit Nederland verlaten we de autoroute en zoeven door het franser-dan-franse landschap. Het bijna ouderwetse gevoel dat je alle tijd van de wereld hebt, maakt zich van ons meester. Wat is ‘la douce France’ eigenlijk dichtbij! We beloven elkaar plechtig dat we zo’n reis als deze vaker zullen ondernemen. En elke volgende keer, spreken we af, nemen we een andere weg, bezoeken we een ander gebied.

Normandië

We kenden in Normandië de Mont Saint Michel en de grillige rotsformaties aan de kust bij Etretat die door de impressionist Monet zijn vereeuwigd. Maar het landhuis van diezelfde Monet te Giverny is minder vermaard. Zijn kamers met romantische decoraties en een blauwe keuken met koperen pannen roepen intens heimwee op naar de vorige eeuw. Als betoverd wandelen we door een onwaarschijnlijk mooie tuin met bruggetjes en waterlelies. Monet heeft hier eindeloos zitten schilderen en kijken naar het water en het licht dat daarop viel. Liefhebbers van romaanse en vroeg-gotische kerken komen in Normandië tijd te kort. De Saint Pierre te Lisieux bijvoorbeeld, bezit een prachtig gebeeldhouwd portaal aan de rechterflank. Maar ook de kathedraal van Rouen – alweer door Monet vereeuwigd – is magnifiek. Het centrum van de stad is verrassend sfeervol en gezellig. Hoewel… Jeanne d’Arc werd hier in 1431 verbrand op de Place du Vieux Marché.

De Loire

Rond de Loire ontdekken we de riante behuizingen van de hofcultuur uit de laatgotiek en de renaissance. Onder Italiaanse invloed moesten hier middeleeuwse bolwerken met stro op de vloer en vochtige muren wijken voor verfijnde lustoorden. Stonden de oude burchten altijd op een bergtop, de nieuwere chateaux bewonderen hun eigen spiegelbeeld in het water van het laagland. We genieten van het uitzicht op een bordes van het kasteel te Amboise, waar Leonardo da Vinci zijn laatste levensjaren doorbracht. Vandaar dat enkele schilderijen van zijn hand zoals de Mona Lisa (Louvre) in Frans bezit zijn.

Droomkasteel

Het meest eerbiedwaardige chateau is dat van Chambord, niet ver van Blois. Het ligt breed uitgestrekt temidden van een parkachtig landschap en lijkt de pure belichaming van hoe in je dromen een kasteel zou moeten zijn. Even geloven we onze ogen niet, maar het is echt. We kunnen er zelfs naarbinnen, via een prachtige trap. In de tuinen waar vroeger toernooien, bals en jachtpartijen werden gehouden zijn nu regelmatig klank- en lichtspelen. Maar Chambord is slechts één van de talloze kastelen die in de buurt van de Loire te vinden zijn.

Hoorngeschal

Het kasteel van Cheverny wordt nog altijd bewoond door de familie die het in de zestiende eeuw liet bouwen. Toen we er arriveerden vertrok onder leiding van de markies juist een hoofs aandoend gezelschap voor een jachtrit te paard. Terwijl op het bordes butlers de lege glaasjes verzamelden van het aperitief dat de ruiters zojuist was aangereikt, trok de stoet stapvoets door het immense park onder hoorngeschal, terwijl een meute van vijftig honden nauwelijks in toom te houden leek. De paarden leken vol verwachting uit te zien naar het moment waarop de teugels werden gevierd en de ware krachtproef kon beginnen.

Neerstrijken?

Maar onze reis is nog niet ten einde. Na alle hoogtepunten kan het tijd worden om eens neer te strijken langs een rivier of aan het strand van de atlantische kust waar het verschil tussen eb en vloed spectaculair kan zijn. Voor de echte volhouders is er natuurlijk altijd weer een nieuwe streek te ontdekken. Bretagne bijvoorbeeld, om maar eens wat te noemen.

Mark Mastenbroek.

Carcassonne Tekst en fotografie Mark Mastenbroek

Carcassonne, op een steenworp afstand van de Autoroute A 62, is uniek. Nergens ter wereld is een oude hooggelegen vestingstad zo fraai bewaard gebleven. Want het moderne Carcassonne met zijn verkeersstromen, flatgebouwen en zakencentrum ligt als een aparte metropool aan de overzijde van de rivier de Aude op eerbiedige afstand van deze relikwie, waarin het stadsleven al meer dan tweeëntwintig eeuwen bruist. Achter twee reusachtige stenen verdedigingswallen met meer dan vijftig torens.

=============================================================

Een paar minuten na de afslag kun je vermoeden hoe het vroeger geweest moet zijn. Na uren te paard gedraafd te bebben of na dagenlang lopen, doemt achter de zoveelste mediterrane heuvel opeens de stad op. Aan de einder verschijnt Carcassonne als een sprookje uit duizend-en-één nacht. Dichterbij gekomen lijkt de vesting trots en vreeswekkend. Vóór zonsondergang moest je in die dagen binnen de muren een veilig onderkomen zien te vinden. Anders was je verloren in de vogelvrije ruimte die daarbuiten ontstond, wanneer de immense deuren in de poort onder angstaanjagend gekraak en geknars werden dichtgetrokken.

Trekpleister

Binnen de muren neemt Carcassonne tot op de dag van vandaag de bezoeker op in het gekrioel van haar nauwe straatjes en steegjes. In tijden van gevaar waren er alleen al 4000 mensen nodig om de vestingwerken paraat te houden. Waren het vroeger bontgeklede handwerkslieden, landsknechten, potsenmakers en religieuzen, tegenwoordig zijn het de toeristen die de talloze winkels, marktkraampjes, restaurants en terrasjes bevolken. In onze dagen vormen de vestingwallen geen obstakel meer. Aan de poort word niet meer gekeken of je wel eerlijk genoeg uit je ogen kijkt om binnengelaten te kunnen worden. Nu is er ’s zomers de enorme drukte die je doet aarzelen. Op het immense parkeerterrein buiten de Entrée Narbonnaise moet je speuren naar een plekje. Maar de stad is het waard.

Openluchtmuseum

Wat de bezoeker te zien krijgt, dateert voor het merendeel uit de middeleeuwen. Luisterrijke oude huizen wedijveren hier met het noeste kasteel, mooie kerken en indrukwekkende fortificaties. In feite is Carcassonne één groot openluchtmuseum. Wie even de drukte wil ontlopen vindt altijd wel een hoekje of binnenplaatsje waar de tijd heeft stilgestaan. Bovendien begint lang niet iedereen aan een rondgang over de wallen. De wandeling langs die onneembare verdedigingswerken biedt adembenemende vergezichten over het heuvelende land en de rivier de Aude.

Rooftochten

Ooit hurkte op deze heuvel tijdens hoogtijdagen een Keltische stam bijeen voor de vlammen van een duister orakel. Wellicht was hier toen al veel bedrijvigheid. De oprukkende Romeinen maakten er tegen de tweede eeuw voor Christus korte metten met de Kelten, stichtten een vesting en noemden haar Colonia Julia Carcaso. Na de val van Rome en de volksverhuizingen werd het één van de beruchte nesten waar de uit het hoge Noorden afkomstige Visigothen hun rooftochten beraamden. Zij werden in 729 weer verjaagd door de islamitische Saracenen, die na de Slag bij Poitiers in 733 op hun beurt het veld moesten ruimen, zodat de stad bij het rijk van Karel de Grote kon worden ingelijfd.

Ketterij

Ook in de Middeleeuwen werd veel gereisd en zo kwam in Zuid Europa vanuit de Oriënt een variant van het Christendom binnen, die door de kerk van Rome te vuur en te zwaard werd bestreden. De Katharen, Albigenzen en Manichaeërs streefden naar individualisme en zelfontplooiïng. Zij zagen de menselijke levensloop als een treffen tussen de machten van het licht en de krachten van de duisternis. Binnen dat strijdtoneel kon iedereen eigen keuzes maken, die niet in dogma’s waren uitgestippeld. In de negende, tiende eeuw was zo’n visie uit den boze. Er werden door adel en kerk strijdkrachten gemobiliseerd om een einde te maken aan deze ketterij. Carcassonne bleef eeuwenlang een bolwerk van Katharisme. Pas op 15 Augustus 1209 viel de stad door verraad en werden de laatste ketters onthoofd.

Muizenplaag

Maar het duurde niet lang of in de grote zaal van het kasteel klonk alweer een ander lied dat een protest tegen de gevestigde orde betekende. Troubadours zongen uit volle borst over de schoonheid die overal te vinden is en niet in de laatste plaats bij een Schone Vrouwe. In de tijd van de Hoofse Minne werd de aanbeden prinses bezongen in muziek en dichtkunst. Het leidde zelden tot losbandigheid, want de omgang tussen man en vrouw werd geïdealiseerd en door complexe rituelen omgeven. In de teksten van de Troubadours werden echter wel allerlei kwesties waarop officieel een taboe rustte, openlijk ten gehore gebracht. Fout, natuurlijk. Maar de Troubadours waren moeilijker uit te roeien dan de Katharen. Zij hadden geen centraal gezag of organisatie, doken op als een muizenplaag, om weer snel en ongrijpbaar naar elders te verdwijnen.

Ingemetseld

Er zijn weinig steden die zo sterk hun geschiedenis tonen als Carcassonne. Of het nu de kapitelen in de oude Galerie des Inquisiteurs zijn of de gehavende muren waar Romeinse resten weer Keltische overblijfselen bedekken, al deze details vertellen hun eigen sterke verhaal. In het vriendelijke Musée Lapidaire treffen we aandoenlijke beeldjes, gehavende muurschilderingen en romeinse sarcofagen. Je wordt er een beetje stil van, terwijl de drukte in de steegjes van Carcassonne gewoon doorgaat. Al meer dan tweeëntwintighonderd jaar.

=============================================================

Tekst bij dia’s:

1,2,3: Een wandeling langs de dubbele vestingmuur biedt overweldigende vergezichten over het heuvelende land.

4: De bezoekre wordt gereduceerd tot een nietig stipje naast de enorme muren van steen in Carcassonne.

5: Romeinse muren die weer Keltische resten bedekken, in de middeleeuwen gerestaureerd en opnieuw versterkt.

6:-

7: De slotgracht naar het kasteel is drooggevallen.

8, 9: Hoge muren versmelten met huizen, trappartijen, bogen en torens.

10: Tussen de oude huizen is altijd nog wel een plaatsje te vinden voor een terrasje of een kleine markt.

11: Smalle straten en eeuwenoude huizen bepalen de sfeer in Carcassonne.

12:-

13, 14: In weerwil van de drukte vind je altijd wel ergens nog een stil hoekje of een beschut pleintje waar de tijd heeft stilgestaan.

15, 16: De St. Nazaire heeft sfeer. Romaanse en gotische stijlelementen versmelten in dit bouwwerk op harmonische wijze.

17:-

Omdat tijdens mijn bezoek weinig zon de dia’s opfleurde, heb ik een toeristisch setje gekocht. Over het beeldrecht zul je mij niet horen.

Metz; een verrassing

Tekst en fotografie Mark Mastenbroek

————————————————————–

In dit nummer:

Heel wat lezers van Dynamique zullen, op weg naar Zuidelijke bestemmingen, wel eens over de Autoroute langs de fabrieken en buitenwijken van de stad Metz zijn gereden. En weinigen zullen zich uitgenodigd hebben gevoeld om die stad eens gezellig te verkennen. Maar Dynamique ontdekte dat schijn bedriegt. Achter roestige pijpleidingen, saaie nieuwbouw en velden vol industrie gaat een charmante en typisch Franse stad schuil die veel verrassingen en schitterende monumenten in petto heeft.

————————————————————–

—INTRO (?)

Rijden naar Frankrijk kan een plezierige bezigheid zijn, zeker wanneer je een mooie route uitkiest. Het meest aantrekkelijke traject vanuit Nederland is dan de snelweg die via Luxemburg tot in Bourgondië voert. Of je nu via Luik of Brussel rijdt maakt, voor wat het landschapsschoon betreft, weinig verschil. In beide gevallen zoef je van de Ardennen tot nabij Dijon over meestal rustige autosnelwegen door een fraai heuvelend landschap. Er is echter één dissonant in dit parcours. Halverwege.

Wanneer je in de buurt van de stad Metz komt, is het land opeens vlak geworden en raakt ontsierd door industrie. Dikke roestige pijpleidingen doorkruisen de velden en slingeren als bizarre rupsen over de snelweg. De stad die aan de kale horizon opdoemt zal wel niet veel beter zijn, vermoed je, terwijl je onwillekeurig wat gas bijgeeft. En als vervolgens de autoroute om de westelijke flank van Metz een boog beschrijft, weet je het zeker. Hier slaan we niet af, ook al is het hoog tijd voor een kopje koffie en dringend gewenst om even de benen te strekken.

Langs spiegelend water

Toch is die stad van ongeveer 200.000 inwoners niet wat zij vanuit de verte lijkt. Want Metz is een verrassing voor wie er per ongeluk verzeild raakt. Langs de Moselle – de rivier die in Duitsland de Moezel heet – treffen we fraaie huizen die onmiddellijk aan Parijs doen denken, maar ook een vleugje heimwee naar Zuidduitse of Zwitserse architectuur uitstralen. In alle rust lijken ze je uit te nodigen om de steegjes en straatjes te verkennen die in hun schaduw liggen. Oude boogbruggen met kleurige bloembakken weerspiegelen in het water. Metz is gezellig. Er zijn sfeervolle winkelstraatjes en mooie pleinen waar je vaak nog rustig in de zon op een terrasje kunt plaatsnemen, terwijl dat in Nederland allang te koud of te nat geworden is. Het Place Saint Louis bezit een fraaie bogenrij die verraadt dat de kooplieden van Metz tijdens de late middeleeuwen contacten met Noord-Italië onderhielden. Metz is, op nog geen vierenhalf uur rijden vanuit centraal Nederland, een typisch Franse stad met alle charmes vandien, maar zonder de megalomane uitstraling van een metropool als Parijs, Marseille of Lyon.

De stoomboot

Het ijkpunt van de stad is de kathedraal St. Etienne die je, rijdend tussen de pijpleidingen reeds aan de einder had gezien. De inwoners van de stad noemen haar liefkozend De Stoomboot. Niet alleen omdat zij zo geweldig groot is, maar ook omdat de verhoudingen daar sinds de verhoging van het dak in de vorige eeuw inderdaad enige aanleiding toe geven. En hoewel dit uit de gotiek stammende bouwwerk niet tot de populaire attracties van Frankrijk hoort, is het zonder meer pràchtig.

Ooit stonden er op deze plaats twee kerken. In de oudste daarvan werd de toegestroomde bevolking van Metz als door een wonder gespaard toen Attila de Hun in 451 de stad platbrandde. Karel de Kale werd er in 835 tot koning van Lotharingen gekroond. Resten van de andere oerkerk, een zeldzame vorm van rondbouw, zijn in de Westzijde van het huidige bouwwerk nog te vinden. De St. Etienne slokte vanaf 1250 deze twee voorgangers geleidelijk allebei op binnen haar muren.

Alle tijd

Natuurlijk is er ook veel verloren gegaan aan het monument dat we nu voor ons zien. Diverse beelden zijn tijdens oorlogen en beeldenstormen aan stukken geslagen. Replica’s nemen hier en daar hun plaats in. En diverse kleurige vensters zijn bij bombardementen uit hun spitsbogen geblazen en door moderne voorstellingen vervangen. Sommige hoogtepunten van architectuur lijken door dit soort ingrepen alleen maar rijper en doorleefder te worden. En dat is hier het geval. Zeker aan de binnenzijde slaat de St. Etienne, naast de Notre Dame van Parijs bijvoorbeeld, bepaald geen slecht figuur. Alleen hoef je in Metz niet telkens in het gedrang van honderden toeristen een kijkplaatsje te veroveren. Hier kun je rustig dwalen door de immense, goeddeels verlaten ruimte. Je hebt alle tijd om, naast de glas-in-lood-ramen die nog uit de gotiek stammen, de kleurige vensters te bewonderen die Marc Chagall hier in de jaren zestig heeft geschapen. Zij vormen een hoogtepunt van moderne glas-in-loodkunst. Het is opmerkelijk om te zien dat Chagall het voor elkaar krijgt om de sfeer van de gotiek op geen enkele wijze te verstoren. Zijn ramen harmoniëren volledig met deze ruimte.

Ontdekkingen

Voor een stop onderweg is de goudgele kathedraal, met in haar directe omgeving de kade van de Moselle en enkele winkelstraatjes, een ideale halteplaats om een lange reisdag even te onderbreken. Wie de tijd heeft kan in Metz nog vele ontdekkingen doen. Zo liggen er in het riante stadspark, de Esplanade, enkele bijzondere oude bouwwerken, waaronder een kapel van de tempeliers. De stad bezit bovendien een sfeervol museum met topstukken uit haar drie millenia omspannende historie. Eén daarvan is het beeld van de Perzische god Mitras dat hier door Romeinse legionairs werd gebruikt tijdens geheime ondergrondse riten. Je kunt wandelen langs oude stadspoorten, je treft bekoorlijk ogende eethuisjes en overweegt of je niet verderop een bootje zou kunnen huren om zomaar wat te dobberen op het stille water van de Moselle. En opeens realiseer je je dat Metz inplaats van stopplaats voor een uitgebreid kopje koffie ook heel goed zelf het doel van een korte reis zou kunnen zijn. Even helemaal de sfeer en charme van Frankrijk proeven, dat kan in deze stad. En Metz ligt dichterbij dan menigeen denkt.

————————————————————–

Foto’s, teksten:

1: De kathedraal, in de volksmond ‘de Stoomboot’ genoemd, rijst uit boven het spiegelende water van de Moselle

2: Fraaie huizen en oude bruggen.

3: Je treft charmante eethuisjes. ‘Misschien kunnen we hier wat langer blijven’, denk je al gauw.

4: De goudgele kleur van de kalksteen waarin de meeste monumenten van Metz zijn opgetrokken, komt prachtig uit in het licht van de avondzon.

5: Een van de talloze pleinen met terrasjes waar je vaak nog rustig in de zon kunt zitten, terwijl dat in Nederland allang te koud of te nat geworden is.

6: Een kleine, fleurige markt in de ochtendzon op het Place St.Louis.

7: Huizen en straten waar je je ook in Parijs zou kunnen wanen, als het er niet zo rustig en gemoedelijk was.

8: Metz is een stad met mooie oude huizen en veel groen.

9: Ruïnes in het stadspark zijn stille getuigen van de drieduizend jaar omvattende historie van de stad.

10: Een fragment van de gotische kathedraal; duizelingwekkend hoog,

11/12: Niemand minder dan Marc Chagall schiep in de jaren zestig van deze eeuw enkele nieuwe ramen in de oude sponningen. Het resultaat vormt een hoogtepunt van moderne glas-in-loodkunst. (Opmaak: Detail uitnemen?)

13: Stille en boomrijke kaden omzomen de Moselle. Op de stoeltjes van het eethuisje is voorlopig plaats genoeg.

14: De oude rondbogen van het Place St.Louis verraden dat de kooplieden van Metz in de late middeleeuwen veel contacten onderhielden met Noord-Italië.

15: Gezellige winkelstraten; onverwacht tref je nu en dan een kleine markt. Veel winkeltjes zijn tot laat in de avond in bedrijf.

INLEIDING

=============================================================

Het arrangement waarvoor u hebt gekozen, biedt u de gelegenheid om kennis te maken met drie geheel verschillende streken van Noordwest Frankrijk. Omdat u op kastelen-campings overnacht, en omdat in dit deel van Frankrijk zoveel fraaie chateaux te zien zijn, is ‘het kasteel’ tot uitgangspunt van deze reis geworden. We hebben voor u in deze folder een reeks suggesties voor dagtochten op papier gezet, telkens vanuit een andere camping. (De daarbij vermelde paginanummers verwijzen steeds naar de Eurocamp-brochure 1993.) Meer dan een handreiking kunnen deze suggesties niet zijn. Want natuurlijk bepaalt u uiteindelijk zelf wat u wel en niet wilt gaan zien en welke route u dan kiest. Het is bij dit soort excursies wel raadzaam om even te letten op het fenomeen ‘openingstijden’. Wie de hier genoemde kastelen niet alleen wil bekijken, maar ook bezóeken, kan op Dinsdag beter geen dagtocht plannen. Want in Frankrijk zijn bezienswaardigheden nogal eens op deze dag gesloten. In het voorseizoen zijn bovendien tussen de middag diverse kastelen dicht. Enkele van de minder prominente chateaux zijn alleen van binnen te bekijken wanneer u, daarop attent gemaakt door een gammel bordje, een conciërge te hulp roept. In het voorseizoen zult u misschien ook af en toe voor een gesloten deur staan. Verder geldt in heel Frankrijk dat uw kinderen (of jongeren met een CJP-kaart of studentenkaart) vaak korting kunnen krijgen op entréeprijzen. Soms is dan een identiteitsbewijs noodzakelijk om aan te tonen dat uw zoon of dochter jonger dan achttien jaar is.

Rond de Loire vinden we een vriendelijk heuvelend landschap met veel groen. Het heeft ‘sfeer’ en lijkt de reiziger uit te nodigen om het rustig aan te doen. In historisch opzicht heeft de overgang van de gotiek naar de renaissance hier de meeste sporen nagelaten. Het was de tijd waarin de kerk als opdrachtgever voor bouwmeesters en kunstenaars naar het tweede plan verschoof ten gunste van de verschillende hofhoudingen van hertogen en koningen. Dat proces begon reeds in de veertiende eeuw. Kontakten met Italië zorgden ervoor dat hier in de vijftiende en zestiende eeuw een unieke mengvorm tussen laatgotiek en renaissance ontstond. Huizen en kastelen werden niet zo sober en strak als in Italië, maar behielden een stukje hoofse élégance en decoratieve verfijning zoals we die in de Franse kathedralen uit de gotiek kennen.

We kunnen ons aan de milde oevers van de Loire nauwelijks voorstellen dat er in deze streek ook zoveel strijd geleverd is. De honderdjarige oorlog met Engeland die door Jeanne d’Arc een verrassende wending kreeg, de verschillende strooptochten van Franse vorsten naar Italië en de godsdienstoorlogen zijn de meest prominente aanleidingen tot intriges en bloedvergieten geweest. Thans vormt dit deel van Frankrijk een aangenaam decor voor liefhebbers van de natuur en kastelen. Het is er nog ongerept (hoewel bijvoorbeeld bij Nantes de industrie al de horizon boven de Loire domineert) en er zijn diverse aantrekkelijke stadjes.

In Bretagne kun je je hier en daar zonder al te veel problemen in Schotland of Ierland wanen. De grijsbruine granieten rotsbodem, die ook het voornaamste bouwmateriaal levert, werkt stoer en ruig. De sfeer is eerder primitief dan verfijnd. De schilder Gauguin vond hier in 1888 de weg ’terug’ naar een eenvoudig leven in samenhang met de natuur en de mystiek. Dit gebied was het oude Armorica van de Kelten die hier, vanuit Centraal Europa gekomen, in de vierde eeuw voor Christus hun heiligdommen bouwden. Maar de vele megalitische monumenten die in Bretagne te vinden zijn, stammen van een nog ouder raadselachtig volk dat zijn goden in zonnetempels aanbad. Na de Romeinse overheersing werd Bretagne in de middeleeuwen nogmaals overspoeld door Kelten. Ditmaal kwamen zij van het Westen, omdat zij het onveilig geworden Engeland ontvluchtten. De naam Bretagne is dan ook een verbastering van Brittannia. Dit geïsoleerde deel van Frankrijk heeft lang een onafhankelijke koers gevaren. Tijdens de Honderdjarige Oorlog was het een tijd in Engels bezit. Enkele oude ingezetenen spreken nog hun keltische dialect. Tegenwoordig gaan er in Bretagne weer stemmen op die pleiten voor autonomie.

Normandië is het resultaat van een politieke meesterzet van de koning van Frankrijk. In de negende eeuw sidderde heel Europa voor de Noormannen die in hun snelle boten telkens weer alles vernietigende strooptochten uitvoerden. Een zekere Rollo, een potente Vikinghoofdman, kreeg in 911 het huidige Normandië ‘cadeau’. Hij werd Hertog, het land was voortaan zijn leengebied. Gevolg: de roofzuchtige Vikingen landden voortaan een stukje verderop, want een landgenoot val je niet lastig. Bovendien duurde het niet lang of de nieuwe heersers namen het Christendom over en restaureerden met grote ijver al die kerken die ze eerst zo grondig verwoest hadden. Een nazaat van Rollo was Guillaume le Conquérant, ofwel Willem de Veroveraar. Hij stak in 1066 het Kanaal over en werd tevens Koning van Engeland. Hoewel later dan Bretagne, kreeg ook Normandië dus sterke banden met Groot Brittannië. Opmerkelijk genoeg werd die verbondenheid in 1944 nog eens bevestigd. Want aan de Normandische kust vond vanuit Engeland de invasie plaats die het keerpunt van de tweede wereldoorlog zou worden. Dat ook landinwaarts veel monumenten nog aan die dagen herinneren kan nauwelijks verwondering wekken. Heel Normandië schudde op zijn grondvesten.

Landschappelijk houdt deze streek zo ongeveer het midden tussen de groene heuvels rond de Loire, en Vlaanderen. Er zijn hier trouwens zélfs nog sporen van de Nederlandse taal te vinden. Rond 5 December kan gebeuren dat de nietsvermoedende ‘Hollandais’ hier via de stadsradio ‘Sinterklaas Kapoentje’ te horen krijgt, zoals schrijver dezes ooit in Fécamp overkwam.

=============================================================

De streek van de Loire.

=============================================================

Routesuggestie 1. Langs de elite onder de chateaux en verder.

Vanuit de Camping de la Grenouillère te Suevres.

Chambord

Het plaatsje Suevres zelf bezit twee mooie middeleeuwse kerken en pronkt met authentieke huizen uit de dertiende eeuw. Toch goed om even gezien te hebben voordat we op pad gaan.

Via Mer waar we de Loire oversteken, en Muides bereiken we het aan de Cosson gelegen Chateau de Chambord. De bouw van dit renaissancekasteel startte in 1519. Bouwheer François I had er zoveel voor over, dat hij zijn geld liever aan dit lustoord spendeerde dan dat hij het vereiste losgeld betaalde voor zijn twee zonen die in het Italiaanse Pavia kermden in gevangenschap. Het chateau is liefst 156 meter breed en is, inclusief het bos en het park, omgeven door de langste muur van Frankrijk; 32 kilometer. Het immense witte Chambord doemt op als een droom uit een sprookje. Wanneer we alle 440 kamers zouden bezoeken, hadden we de rest van de dag nodig, al was het alleen maar om niet te verdwalen. En in al die vertrekken is geschiedenis geschreven. In de bomvolle toneelzaal sprong ooit de door doodsangst tot het uiterste gedreven componist Lulli bovenop het klavecimbel dat onder zijn gewicht bezweek. Pas tóen barstte de koning spontaan in een lachbui uit. En daardoor werd het toneelstuk van Molière, dat regelrecht op een debacle leek af te stevenen, gered. Lulli, die de begeleidende muziek had geschreven en bovendien een rolletje speelde, belandde dus níet in de kerker, evenmin als Moliére.

Vorstelijke kinderen draafden te Chambord omhoog en omlaag op de dubbele spiraal-trap in de gardezaal die zo was geconstrueerd, dat je elkaar nooit tegenkwam. Anne Marie Louise d’Orléans speelde hier weer een ander spel. Op de spiegel in haar slaapvertrek schreef zij de naam van de door haar begeerde ridder in de beslagen plek, waarop ze geademd had. In een ruit van de werkkamer van koning François I vinden we nog een tekst die hij daar tijdens een melancholieke bui met de diamant van zijn ring in gekrast heeft: Souvent femme varie, bien fol est qui s’y fie. (Hoe grillig zijn vrouwen! Alleen een dwaas gelooft ze op hun woord.)

Iets van de melancholie uit die woorden is voor de hedendaagse bezoeker nog wel te ervaren. Stel je maar eens voor dat je je leven in die talloze kamers zou moeten doorbrengen. Het geeft bij voorbaat al het gevoel alsof je het directe contact met de realiteit van het leven zou verliezen. Het was precies deze kloof tussen het leven van de hofcultuur in de chateaux en de realiteit van alledag dat uiteindelijk tot de Franse revolutie leidde.

Cheverny

Door het stille Foret de Boulogne rijden we via Bracieux naar Cheverny. Cheverny is een van de weinige kastelen die nog in het bezit zijn van de oorspronkelijke familie. Het is dan ook op gezette tijden het decor van een hoofse ruiterij die onder leiding van de huidige markies de jachtpartijen van de laat-middeleeuwse adel laat herleven. Dit kasteel kent slechts één stijl; de klassieke van de zeventiende eeuw. Maar de ingetogen vormgeving van de voorgevel contrasteert wel met de overdaad van het weelderig ingerichte interieur. Symmetrisch aangelegde tuinen sluiten op statige wijze aan op het park.

Elke dag worden hier om 17.00 uur de vijftig jachthonden van de beroemde kennel gevoerd. Vooral voor kinderen is dat een spannende gebeurtenis.

Beauregard en Chaumont

De echt geïnteresseerden treffen even voorbij Cellettes het kasteel van Beauregard, dat beroemd is vanwege een serie van liefst 363 portretten van bekende persoonlijkheden uit het begin van de zeventiende eeuw. Op de vloeren vinden we Delfts aardewerk. Maar de meesten zullen nog even doorrijden langs de Beuvron en slaan bij Candé linksaf naar het kasteel van Chaumont sur Loire. De hoofdpoort met de ophaalbrug en de ronde gotische hoektorens doet een beetje denken aan Slot Bommelstein. Het is schitterend gelegen op een vriendelijk glooiende heuvel en biedt een adembenemend mooi uitzicht over de Loire. Rond dit kasteel hangt nog steeds de sfeer van vreemde magische praktijken. Hier ging een noodlottige voorspelling van de ziener Nostradamus in vervulling: Henry II stierf er op tragische wijze door de lans van de graaf van Montgomery tijdens een onschuldig bedoeld steekspel. Catharina de Medici onderhield hier de astroloog, kabbalist en intrigant Ruggieri uit Florence. Op bepaalde avonden, wanneer de maan over de daken van het kasteel danste, liet Ruggieri via zijn magische spiegel de koning en zijn zonen verschijnen in de tuin of op de binnenmuren en gaf met symbolische tekens het aantal jaren aan dat zij nog te leven hadden. Maar Ruggieri werd al snel tot de galeien veroordeeld vanwege zijn aandeel in allerlei komplotten en vervolgens, na te zijn vrijgelaten, opnieuw gearresteerd omdat hij Henri IV zou hebben belaagd met hekserij. Kwade tongen beweren dat de oude magiër soms bij nacht en ontij nog rondspookt.

Blois

Langs de overkant van de Loire bereiken we Blois. Het eerbiedwaardige oude stadsdeel van dit sympathieke stadje is gelegen rondom de Place de l’Ave Maria. Blois bezit verschillende interessante monumenten. Het kasteel dat uitziet op de Loire en vanaf het Terrasse du Foix een schitterend uitzicht biedt over de stad, is in verschillende etappes gebouwd. Hoewel de kamers schaars gemeubileerd zijn, getuigen de muurdecoraties van grote verfijning. De 237 houten, met snijwerk versierde panelen in het appartement van Catharina de Medici camoufleren schuilplaatsen en geheime bergruimten die open gaan wanneer je op een in de plint aangebrachte hendel drukt. Ook dit kasteel bezit een fraaie trap in een opengewerkte achthoekige uitbouw. Er is een museum op de parterre waar plaatselijke archeologische vondsten te zien zijn en op de eerste verdieping bevindt zich het Museum voor Schone Kunsten met Italiaanse en Hollandse schilderijen.

Het huidige Place du Chateau, waar eertijds de muur van het kasteel omheen liep, was de plaats waar Jeanne d’Arc haar soldaten in 1429 ter communie liet gaan. Maar niet nadat zij eerst de schare vrouwen van losse zeden, die hen overal achtervolgde, had verdreven.

Chateaudun

Terug naar de camping, eventueel via de vesting van Ménars, of nog een kleine zestig kilometer doorrijden naar Chateaudun? Dat laatste kunnen we ook de volgende dag doen. Maak uw keuze.

Vandaag of morgen, het kasteel ziet er elke dag uit als een middeleeuwse vesting. Het bestaat uit twee haaks op elkaar staande gebouwen en stamt deels uit de twaalfde, deels uit de zestiende eeuw. Het renaissancistische woongedeelte ademt een elegante sfeer en de kapel is bezienswaardig vanwege de vele vijftiende-eeuwse beelden uit de ateliers van de Loire. In het oude centrum aan de voet van het kasteel zijn drie interessante middeleeuwse kerken. De stad is in 1870 tijdens de oorlog tegen de Pruisen na een hels bombardement ingenomen en in brand gezet. Vandaar dat het devies van Chateaudun luidt: Extincta Revivisco, ofwel: ik herrijs uit de as. En inderdaad. Er staan in die geteisterde oude stad liefst drie middeleeuwse kerken die nog authentiek genoeg zijn om te bekijken.

Chartres

Vooral wanneer we een bezoek aan Chateaudun hebben uitgesteld tot de volgende dag, kan het verleidelijk zijn om nog even door te rijden naar Chartres. Want op nog geen 45 km vinden we daar die magistrale gotische kathedraal met de mooiste glas-in-lood ramen ter wereld. Maar er is ook iets unieks te zien wat niemand kent. Nummer 22 van de Rue du Repos in een wat saaie, zuidoostelijk gelegen buitenwijk is moeilijk te vinden. Maar de zoektocht wordt ruimschoots beloond. Hier bouwde de in het leven mislukte Raymond Isidore (1900-1964) van potscherven en cement eigenhandig het Maison de Pic-Assiette, een soort tempel voor de mensheid. Het is van een ontroerende schoonheid en verbergt diverse mystieke boodschappen.

Verder biedt Chartres nog een erg mooie grote Romaanse kerk, de St.Pierre en is er, niet ver van de kathedraal een gezellige negentiende-eeuwse markthal. Misschien is in die buurt nog een eethuisje te vinden voordat we weer teruggaan naar de camping.

============================================================

Routesuggestie 2. De schijn van rust en vrede.

Vanuit de Camping le Parc de Fierbois te Ste. Catherine

Chinon

Via St. Epain, Crissay en Cravant bereiken we het middeleeuws aandoende, boven de Vienne uitrijzende Chinon. Binnen de oude ommuring treffen we ruïnes van drie kastelen van middeleeuws tot renaissancistisch.

Op 23 Februari 1429, tegen het middaguur, vond hier een gebeurtenis plaats die de geschiedenis van Frankrijk en Engeland een andere wending zou geven. De Engelsen waren overal aan de winnende hand. De koning van Brittannia was tot koning van Frankrijk uitgeroepen. De zoon van Charles de Waanzinnige was verloochend door zijn moeder Isabella van Beieren die verklaarde dat hij een bastaard was. Dankzij die smadelijke uitspraak kon de Franse kroonprins Charles, zonder geld, land of bondgenoten geen kant meer op. Maar dan maakt een jong meisje haar entrée in de stad. Zij heet Jeanne d’Arc en heeft een lange reis gemaakt omdat stemmen haar de opdracht gaven om het koninkrijk te redden. Twee dagen wacht ze in een herberg tot de kroonprins haar eindelijk wil ontvangen. Maar Charles verbergt zich temidden van honderden edellieden in de grote zaal. Hij had met een van zijn hovelingen van kleding geruild. Zonder aarzelen richt het boerenkind zich echter tot de kroonprins en laat zich ook door zijn tegenwerpingen niet van de wijs brengen. Nadat zij in Poitiers door een speciale commissie was onderzocht of zij nog maagd was, keerde zij terug naar Chinon en kreeg de beschikking over een contingent ruiterij waarmee zij de strijd begon.

We kunnen misschien nog even door het oude stadje Chinon lopen met zijn smalle schilderachtige steegjes die allemaal op de Rue Voltaire uitkomen, voordat we weer ons eigen rijdier – de voiture – bestijgen voor ons volgende reisdoel.

Azay-le-Rideau

Door het Foret de Chinon overbruggen we de twintig kilometer die ons van Azay-le-Rideau scheiden. Mooi gelegen in het water van de rivier de Indre werkt het gotisch/renaissancistische kasteel als een oord van ingetogen luxe, waar je je het liefst voor lange tijd zou terugtrekken om eens rustig over het leven na te denken. Maar zo vredig is het hier niet altijd geweest. Dezelfde kroonprins die zich voor Jeanne d’Arc verborg te Chinon, de latere koning Charles VII, werd hier door de kapitein en zijn soldaten zo schamper ontvangen, dat hij hen ter plaatse liet terechtstellen en de toren in brand steken.

Verder herbergt dit bekoorlijke slot een museum van renaissance-kunst met vele schilderijen, wandkleden en meubelstukken.

Villandry

Op nog geen vijftien kilometer ligt, langs de Loire, het zestiende-eeuwse kasteel van Villandry dat alleen al een lust voor het oog is vanwege zijn tuinen. Het zijn nauwkeurige reconstructies van de oorspronkelijke watertuin, siertuin en groentetuin die op verschillende nivo’s liggen. Door de exacte geometrische ordening van paden, geschoren heggen, bomen en perken drukte de mens van de late renaissance uit dat hij de natuur aan zich kon onderwerpen. Uit deze visie ontstond ook het klassieke ballet waarin het lichaam moest gehoorzamen aan bijna onnatuurlijk aandoende gebaren en bewegingen.

Tours

Het kan verleidelijk zijn om ter afwisseling van al dit landelijke schoon even in Tours neer te strijken. Trouwens, we worden er bijna toe gedwongen want het ligt op de route naar Amboise. De oude middeleeuwse wijk rond het Place Plumereau met huizen uit de vijftiende eeuw van hout en baksteen is sfeervol en gezellig; de gotische kathedraal, de St. Gatien, bezit een reeks prachtige ramen.

Amboise

Langs de zuidelijke oever van de Loire rijden we Amboise binnen, een vriendelijk stadje dat door het gelijknamige kasteel wordt bekroond. Afgezien van laatmiddeleeuwse resten, is het grootste deel van deze burcht onder invloed van de Italiaanse renaissance ontstaan. Veldtochten van Charles VIII en François I tot diep in het Italiaanse schiereiland waren daarvoor de aanleiding. Onder de vele kunstenaars die meekwamen naar Amboise, bevond zich Leonardo da Vinci. Op een schilderij van de negentiende-eeuwse kunstenaar Ingres zien we het legendarische moment waarop deze onovertroffen kunstenaar, wetenschapper en militair ingenieur sterft in de armen van koning François I. Overigens heeft deze scene nooit in het echt plaatsgevonden. De koning was op reis toen Leonardo stierf. Ook in Amboise kunnen we tot het besef komen dat een schone omgeving lang niet altijd tot een gelukkig en vreedzaam bestaan voert. Charles VIII zou hier om het leven komen doordat hij zijn hoofd stootte tegen een lage bovendorpel van een deuropening. U bent dus gewaarschuwd. Tijdens de godsdiensttwisten vormde Amboise de spil van allerlei intriges en verraad. Een groep vooraanstaande protestanten werd hier onder valse voorwendselen ontboden en gedood. Sommigen van hen hebben dagen lang aan de balcons en kantelen van het kasteel gehangen, anderen werden onthoofd, gevierendeeld of levend in een zak gestopt en in de Loire gegooid. Drie jaar later, op 19 Maart 1563, werd hier de vrede getekend die aan al dat bloedvergieten een voorlopig einde maakte. In ieder geval kunnen wij hier in vrede rondwandelen en genieten van de unieke sfeer en het fantastische uitzicht over de Loire.

Chenonceaux

Via La Croix en Civray bereiken we het laatste doel van deze dagtocht, het sierlijkste, meest verfijnde en originele kasteel: Chenonceaux. Het gotische gedeelte staat op de fundamenten van een middeleeuwse burcht, de aanbouw die als een brug de rivier de Cher overspant is renaissancistisch. De leiding van de bouw van dit prachtige complex was steeds in handen van vrouwen. Niet minder dan zes regentessen hebben in de loop van vele eeuwen hun stempel op Chenonceaux gedrukt en dit vrouwelijke ’touché’ is overal merkbaar. Ook de geschiedenis van Chenonceaux bevat weinig wreedheden. Hier werd gefeest en gedanst, gemusiceerd en gemijmerd. Hier gingen mannen gekleed als vrouwen. Henri III bijvoorbeeld droeg tijdens een banket een met zilverdraad bestikte robe van roze damast en had zijn haar met violet poeder behandeld. Zijn décolleté was zo diep dat men zich afvroeg of men nu een mannelijke koningin of een vrouwelijke koning voor zich zag. Maar ieders aandacht werd al snel afgeleid door de halfnaakte nimfen die opeens van alle kanten uit de bosjes oprezen. Want nu men de buiken rond en vet had gegeten, was het tijd om zich tot de dagraad over te geven aan het minnespel.

Zelfs tijdens de alles verwoestende Revolutie van 1789 werd dit kasteel, dankzij de sympathie die de dorpelingen koesterden voor de toenmalige Vrouwe van Chenonceaux, niet geplunderd of gebrandschat.

Voor de hedendaagse bezoeker is Chenonceaux een oase van rust. De combinatie van het fraaie kasteel, het water van de Cher dat een enkel watervalletje laat klateren en het mooie, niet al te grote park lijken wel samen te spannen om de jachtige kwaliteit van ons bestaan naar de achtergrond te doen verdwijen.

=============================================================

Routesuggestie 3. Door het rijk van Anjou.

Vanuit de Camping l’Etang de la Breche, Varennes sur Loire.

Saumur

Saumur ligt op nog geen vijftien kilometer aan de overzijde van de Loire. Boven deze oude stad torent het grote slot, een schitterend bouwwerk met vier hoektorens, dat uit de middeleeuwen stamt, in de veertiende eeuw grondig werd herbouwd en vervolgens nogmaals enkele metamorfosen onderging. Er is een uniek museum gewijd aan het rijpaard. Sinds de cadetten van de militaire academie van Saumur in 1940 de heldendood stierven door tot het bittere einde een veel sterkere vijand weerstand te bieden, staat heel de stad in het teken van het paard.

Angers

Het mooiste traject naar Angers is langs de Loire. We passeren dan de opmerkelijk mooie romaanse kerk van Cunault en de abdij van St. Maur. Angers, de oude hoofdstad van Anjou, is rijk aan kunstschatten. Er is een prachtige twaalfde-eeuwse kathedraal, de St. Maurice. Maar het merkwaardigste bouwwerk is het noeste ridderslot, geflankeerd door zeventien torens, dat boven de Maine en de oude stad uitrijst. Er is in vele eeuwen aan gebouwd en gesloopt. Binnen de middeleeuws aandoende ommuring bevindt zich onder andere het Chatelet, een klein gotisch kasteel, waar een unieke collectie wandtapijten te bezichtigen is. De trots van dit museum is een bijna 150 meter lange serie veertiende-eeuwse tapisserieën die de apocalypse – het einde van de wereld – uitbeelden.

Le Lude

Om de 65 kilometer naar Le Lude te overbruggen verdient de route via Baugé de voorkeur; wie haast heeft kan de snelweg nemen. Het kasteel van Le Lude is minder bekend. Toch wordt het als een der mooiste van de Franse renaissance beschouwd. En terecht. Het vormt een vierhoek, geflankeerd door vier zware ronde torens die nog gotisch aandoen. Het oorspronkelijk uit de middeleeuwen stammende bouwwerk is tot in de 18e eeuw telkens opnieuw herschapen en uitgebreid. In 1427 werd de burcht op de Engelsen heroverd door Gilles de Rais, die twee jaar later een vurig wapenbroeder van Jeanne d’Arc zou worden. Maar hij zou uiteindelijk zijn leven eindigen op het schavot. Tot grote welstand gekomen en ten prooi gevallen aan de verleidingen van de zwarte magie, zou hij zo’n driehonderd kinderen op gruwelijke wijze de dood hebben ingejaagd.

=============================================================

Routesuggestie 4. Tot aan de kust van jade.

Vanuit Camping de la Garangeoire en Camping Domaine de la Foret, beide te St.Julien des Landes

Nantes

Op zo’n zeventig kilometer noordelijk ligt Nantes, de geboortestad van Jules Verne. Het is een mooie stad, rijk aan monumenten en met veel kunst. In het Musée des Beaux Arts treffen we een overdaad aan schilderkunst van Italiaanse en Vlaamse ‘primitieven’ via Rubens, Ingres en diverse impressionisten tot hedendaagse kunstenaars als Kandinsky. De stad bezit een opmerkelijk museum dat op originele wijze het leven en werk van Jules Verne illustreert, er zijn fraaie parken en er is het hertogelijk slot, een schitterende vesting uit de vijftiende eeuw, geflankeerd door forse torens. Daarbinnen vinden we gebouwen uit diverse tijdperken en musea voor decoratieve kunsten, regionale geschiedenis en tijdelijke exposities.

Noirmoitier

Een aparte bezienswaardigheid, op zo’n zeventig kilometer Noordwestelijk, is het schiereiland Noirmoutier. Het ligt ten Noorden van St. Jean-de-Monts. Heel sfeervol zijn de witte huisjes die men er aantreft. In het kasteel bevindt zich een museum voor folklore en natuur. Er zijn fraaie stranden en riante boulevards, vooral rond het Bois de la Chaise met pijnbomen en mimosa. Afgezien van dit bos is het eiland vrijwel onbegroeid en vaak rotsig. Interessant is verder de romaanse kerk St. Philibert met een in de 11e eeuw gerestaureerde Merovingische crypte. Oorspronkelijk was het schiereiland alleen bij eb bereikbaar over de Passage du Gois.

Pornic

Vanaf Noirmoutier kun je de boot nemen naar Pornic. Maar je kunt ook met de auto via de Passage du Gois (alleen bij eb) de hoge kustweg bereiken die langs de haven loopt en prachtige uitzichten biedt op de baai van Pornic en op de amfitheatergewijs boven een bergkom gebouwde stad. Het Chateau aan de ingang van het dal van Pornic stamt uit de 13e/14e eeuw. De zogenaamde ‘Route van de Kust van Jade’ loopt van Pornic tot St Brévin les Pins.

=============================================================

Bretagne

=============================================================

Routesuggestie 5. Van zoutwoestijn naar altijd groene oevers.

Van de Camping Parc Ste. Brigitte bij la Turballe

Guérande

Via de D92 rijdt u door de zoutmoerassen waar deze streek beroemd om is. Via Saillé bereikt men Guérande, een stadje dat haar middeleeuwse allure heeft bewaard. Via een pad kan men langs de buitenzijde van de vijftiende-eeuwse wallen en torens lopen, die Guérande omsluiten. De St.Michel-poort bevat een museum met antieke meubelen, kostuums en een maquette van de rond de stad liggende zoutmoerassen. In het middeleeuwse stadsdeel ligt de Eglise St. Aubin (12e-15e eeuw). In het Bretons heet de stad Gwennrann (witte streek) vanwege het vele zout van de moerassen. Dankzij de geïsoleerde ligging hebben locale tradities hier nog niet afgedaan. Het contrast met de nabijgelegen luxe badplaats La Baule kan haast niet groter zijn.

Rochefort-en-Terre

Via Marzan kunnen we een bezoek brengen aan het ruim vijftig kilometer Noordelijk gelegen Rochefort-en-Terre, dat tot de meest karakteristieke plaatsjes van Bretagne hoort. Het is een geliefd object om te schilderen. Er zijn witgekalkte huisjes waar de garaniums felrood tegen afsteken en het ligt in een mooie omgeving met wijngaarden en kleine stroompjes. Aan de rand van het stadje imponeren de ruïnes van de middeleeuwse stadswallen en de resten van een kasteel. Het uitzicht vanaf de rots waarop al die overblijfselen gebouwd zijn is adembenemend.

Josselin

Nogmaals veertig kilometer Noordelijker vinden we het sympathieke plaatsje Josselin aan de altijd groene oevers van de Oust. Afgezien van mooie nauwe straatjes en schilderachtige oude huizen, domineert het op een rots gebouwde Chateau de Josselin de horizon. De zuidelijke gevel met drie ronde torens is middeleeuws en streng. De Noordzijde daarentegen is eind 15e eeuw door Jean II van Rohan in een elegante flamboyant-gotische stijl opgetrokken. In de stallen vinden we het kleine poppenmuseum waar allerlei kostuums te pronk staan.

Rond Josselin treft u verschillende kapelletjes en kasteeltjes. In het stadje zelf vinden we de romaans-gotische kerk Notre Dame du Roncier (braamstruik). Op die plaats vond ooit een arme boer onder een braamstruik een Mariabeeldje. Maar nadat hij het mee naar huis had genomen bleek dat beeldje telkens eigener beweging weer te zijn teruggekeerd naar de oorspronkelijke vindplaats. Daarom is die basiliek daar gebouwd. Op eerste Pinksterdag komen er mensen die aan epilepsie lijden om het beeldje aan te raken en zodoende genezing te vinden.

=============================================================

Routesuggestie 6. Via de vissers naar een eenvoudig leven.

Vanuit de Camping l’Orangerie de Lanniron te Quimper.

Pont l’Abbé, Kerazan, Loctudy

In Zuidelijke richting rijdend treffen we na zo’n twintig kilometer eerst het vissersstadje Pont l’Abbé. Even slenteren langs de kaden? Of misschien toch in het 18e eeuwse fort met haar plompe 15e eeuwse toren naarbinnen? Daar is een museum vol borduurwerk, kant, kostuums en Bretonse meubels. Of meteen doorrijden in de richting van het aardige familiebadplaatsje Loctudy? We passeren dan het Chateau de Kerazan, waar een handwerkersopleiding is gevestigd en rondleidingen verzorgd worden. Het kasteel stamt deels uit de 17e, deels uit de 19e eeuw.

Concarneau

Via Fouesnant en La Foret bereiken we Concarneau, een vitaal vissersplaatsje. Uniek in zijn soort is het door 14e eeuwse wallen omgeven stadsdeel ‘La Ville Close’. Het is een schiereiland, waar men alleen via een brug toegang toe heeft. In het hoogseizoen zijn de wallen verlicht. Een rondleiding behoort tot de mogelijkheden. De voormalige gevangenis herbergt nu een museum voor visserij.

Pont-Aven

Nog geen twintig kilometer verder vinden de liefhebbers van schilderkunst het gezellige stadje Pont-Aven, dat vooral bekend is geworden omdat Paul Gauguin hier in de zomer van 1888 met enkele geestverwanten woonde en onder andere ‘La Belle Angèle’ schilderde. Dit meisje vertegenwoordigde voor hem het onbedorven ideaal van een eenvoudig leven. Het huis waar Angèle woonde staat aan het Place Paul Gauguin op nummer 6, naast het pand waar de vernieuwing in de schilderkunst plaatsvond.

Chateau de Kerjean

Wie een echt mooi renaissancekasteel wil bezoeken moet vanaf de camping naar het Noorden over de snelweg of binnendoor via Chateaulin, Hanvec en Silun naar het Chateau de Kerjean, niet ver van St. Vougay. Het is zeker 80 kilometer rijden, dus niet iedereen zal daar aan willen beginnen. Maar we treffen een bouwwerk dat in Bretagne zeldzaam is. Half vesting, half paleis, stamt het merendeel van dit complex uit de zestiende eeuw. Er is een vierkante ommuring met grachten, het voorplein bezit een mooie renaissance-put en er is een laatgotische kapel. Binnen treffen we een unieke kollektie van authentieke Bretonse meubels.

=============================================================

Routesuggestie 7. Polders en schrijvers tussen het graniet.

Vanuit de Camping Chateau des Ormes te Dol de Bretagne

Dol de Bretagne

Voordat we op stap gaan kan het goed zijn om te weten dat de oude bischopsstad Dol de Bretagne zelf gebouwd is rond een bezienswaardige kathedraal (12e-14e eeuw) in graniet. Zij staat op de plaats van een oudere kerk die in 1203 als gevolg van de vele twisten die deze streek hebben geteisterd, in brand is gestoken. Verder zijn er in Dol enkele unieke oude woonhuizen. Ten Noorden van Dol ligt een landschap dat Hollanders het sterke gevoel kan geven dat ze voor niets hun lange reis gemaakt hebben. De Marais de Dol is een dertig kilometer lang poldergebied dat tot 4,5 meter onder de zeespiegel ligt en in de dertiende eeuw is ingedijkt. Het reikt tot de weg naar de Mont St. Michel. De Menhir du Champ-Dolet op 2 kilometer zuidelijk van Dol is met negen meter hoogte een van de imponerendste van Bretagne. Elk jaar zakt hij een paar millimeter de grond in. Als we dit monument mogen geloven hebben we nog tijd van leven. Want de wereld vergaat pas, wanneer deze roodachtige reus helemaal in de bodem zal zijn verdwenen. Even verderop ligt de 65 meter hoge Mont Dol, een granieten heuvel vanwaar je de vlakte kunt overzien. Hier heeft volgens overleveringen de satan zijn voetsporen nagelaten in een gevecht met de aartsengel Michael. De kapel die op deze plek is gebouwd is een bedevaartsoord. 12 kilometer zuidoostelijk via La Boussac treffen we het middeleeuwse kasteel Landal. Het ligt aan een fraai meer. Het complex is ommuurd door wallen met torens.

Fougères

Nogmaals 45 kilometer verder via de D155 bereiken we Fougères, een stadje dat ooit door de schrijvers Victor Hugo en De Balzac is geroemd vanwege haar schoonheid. Hoewel het gedurende de tweede wereldoorlog zwaar werd gehavend, is het nog steeds aantrekkelijk. Maar het hoogtepunt van Fougères is toch de imponerende burcht die met haar dertien torens tot de mooiste van Frankrijk wordt gerekend. Op de restanten van een 11de eeuws slot dat in 1166 onder de Engelse vorst Henry II werd verwoest, verheft zich een subliem geheel van torens en kapellen. De sfeer is overwegend middeleeuws en het complex sluit mooi aan bij de oude woonhuizen van de stad, zodat een wandeling via de Rue de la Pinterie naar het Place Marchix een mooie voortzetting is van het bezoek aan het kasteel.

Vitré

Een kleine dertig kilometer Zuidelijk ligt Vitré, een stadje dat sinds de middeleeuwen nauwelijks is veranderd en op zich al een bezoek waard is. De middeleeuwse vesting, ook hier weer gebouwd op 11e eeuwse resten, kreeg in de 13e-15e eeuw zijn huidige aanzien en is onlangs gerestaureerd. Het vormt een van de meest homogene voorbeelden van vestingbouw in Bretagne. Er zijn verschillende forse torens en er is een klein museum met houtsnijwerk, kostuums en meubels. Via de Rue Notre Dame kunnen we een bezoek brengen aan de gelijknamige kerk met onder andere een triptiek in de sakristie dat uit 32 geëmailleerde platen bestaat.

Combourg

Via de D794 rijden we terug tot Combourg, waar we het aan de oevers van een klein meer gelegen slot passeren, waar Chateaubriand een deel van zijn jeugd verbleef. Het stamt uit de 11e t/m de 15e eeuw en straalt nog wel iets van de somberheid uit, die ook Chateaubriand beschrijft. Zijn vader, die het chateau in 1761 verwierf, was niet het type van de man die veel vrienden maakte. Er gingen hele winters voorbij ‘zonder dat iemand op de poort klopte’. Thans is er een klein museum voor deze beroemde zoon van Frankrijk ingericht.

St. Malo

Na de verwoestingen van 1944 is de stad zo goed mogelijk in de oude staat hersteld met granieten huizen in de stijl van de 17e en 18e eeuw. Men krijgt een onvergetelijke indruk van het geheel en het blauwgroene water van de baai, tijdens een wandeling over de wallen. Een interessante bezienswaardigheid van dit voormalige zeeroversnest is het kasteel uit de 16e/17e eeuw. In de verschillende torens zijn een historisch- een scheepvaart- en een wassenbeeldenmuseum ondergebracht. Wanneer u de stad met de auto bezoekt, is het aan te bevelen om deze niet té intiem kennis te laten maken met het graniet van de huizen in de smalle straten. Er zijn diverse parkeerplaatsen, onder andere bij het kasteel.

=============================================================

Normandië

=============================================================

Routesuggestie 8. Langs de wonderen van het Westen.

Vanuit de Camping Lez Eaux te St. Pair sur Mer

Mont St. Michel

De meest prominente excursie vanuit Lez Eaux is de Mont St. Michel. Via Avranches is het een kleine 50 kilometer. Wie de kustweg blijft volgen kan het merkwaardige hoge springtij-eiland al in de baai zien opdoemen als een wonderbaarlijk visioen. Want dat is het. In de oudheid was de rots, die toen nog midden in een bos lag, reeds een heiligdom. In de top was het graf van drie Gallische zonnegoden. Op deze plek zouden zij op een dag herboren worden. Maar een visioen dreef bischop Aubert van Avranches tot de bouw van een aan Michaël gewijde kapel op deze magische berg. Dat ging echter niet vanzelf. Ondanks het feit dat Michaël in eigen persoon hem herhaaldelijk en steeds dringender maande, dorst de bischop niet verder te gaan dan het uithakken en bouwen van een ruimte tegen de Noordwestelijke wand. De rust van de Gallische zonnegoden dorst hij niet te verstoren. Een jaar later, in 709, vond een catastrofale aardverschuiving plaats. Was het een straf voor zoveel gebrek aan durf? In ieder geval leidde deze aardverschuiving tot een immense vloedgolf die het woud dat tot de Mont Dol liep in één klap wegvaagde. Sindsdien ligt de berg niet langer in een bos, maar in zee. Het duurde tot 966 voordat een dertigtal vermetele monniken op de top een klooster stichtte. Het zou in de loop van de volgende eeuwen steeds verder worden vergroot en uitgebouwd. In de vijfiende eeuw was dat klooster met de abdijkerk uitgegroeid tot een subliem complex met karolingische, romaanse en gotische stukken. Maar het was levensgevaarlijk om er te komen. Pelgrims die toestroomden, werden maar al te vaak verrast door de razendsnel opkomende vloed. Met springtij bedraagt het verschil tussen eb en vloed liefst vijftien meter! Ook thans is dat een fantastisch schouwspel waarvoor je beslist heel vroeg een goed plaatsje moet zien te veroveren. Een bezoek aan dit ‘Wonder van het Westen’ vergt sowieso een dosis overlevingskunst. Want dankzij de in deze eeuw aangelegde verhoogde weg kunnen nu tallozen zonder levensgevaar onder de rots parkeren en de smalle straat omhoog slenteren langs mooie vijftiende-eeuwse huizen. Die ‘Grande Rue’ is dan ook een heksenketel van kraampjes, barretjes, souvernirwinkels en eethuizen. Boven aangekomen word het bezoekersvolk zonder pardon ingedeeld in groepen, die met een vaardige babbel gezwind worden rondgeleid. En toch zijn al die ergernissen, opstoppingen en klauterpartijen de moeite waard. Meer dan dat zelfs. De sfeer die je door die herrie heen toch ervaart is uniek en het uitzicht is prachtig.

Pirou

Een kleine vijftig kilometer Noordelijk, op twee kilometer landinwaarts, ligt het kasteel van Pirou. Het is een bezoek waard, al was het alleen maar vanwege de merkwaardige sage die rond dit kasteel wordt verteld. Het stamt uit de tiende eeuw, de tijd van de Noormannen. Tijdens de honderdjarige oorlog tegen de Engelsen, waarin Jeanne d’Arc zo’n beslissende rol speelde, kozen de kasteelheren van Pirou de Franse zijde. Een belegering van het kasteel volgde in 1418. Uithongering leek nabij. Maar het slot bezat een oud toverboek dat mensen de mogelijkheid bood om in dieren te veranderen. De belegeraars sloegen dan ook geen acht op de stoet ganzen die van de tinnen van Pirou uitvloog. Bij inname bleek, dankzij een oude man die was achtergebleven, wat er was gebeurd. De Engelsen staken uit woede de boedel in brand. En daarbij werd ook het toverboek vernietigd, zodat de Seigneur van Pirou en zijn gevolg, eenmaal teruggevlogen, nimmer meer hun menselijke gedaante konden aannemen. Vandaar dat men rond dit kasteel geacht wordt bijzonder vriendelijk te zijn tegen de plaatselijke ganzen.

Chanteloup

Op de terugweg naar de camping kunt u, op twee kilometer van Bréhal, nog het Chateau de Chanteloup bekijken. Het is een klein kasteeltje dat binnen de resten van een middeleeuwse ommuring met grachten ligt. De renaissancegevels zijn rijkelijk versierd met allerlei reliëfs.

=============================================================

Routesuggestie 9. Als in een stripverhaal van burcht naar burcht.

Vanuit de Camping du Chateau de Martragny te Bretteville l’Orgueilleuse

Bayeux

Om te beginnen is het nabijgelegen Bayeux beroemd vanwege het tapijt van Koningin Mathilde uit de 11e eeuw. Dat is een vijftig meter lang borduurwerk in de vorm van een soort stripverhaal, waarin de verovering van Engeland onder Guillaume (Willem de veroveraar) wordt uitgebeeld. Het is te vinden in het voormalige seminarie. In Bayeux is ook de kathedraal Notre Dame (13e eeuw) een bezoek waard.

Rond Creully

Rond het vlakbijgelegen Creully staan liefst vier kastelen. In Creully zelf vinden we een machtige middeleeuwse burcht, waarvan in de 15e eeuw de gevels in renaissance-stijl werden gebracht. Tijdens de invasie van 1944 was hier in het park een tijdlang het hoofdkwartier van maarschalk Montgomery gevestigd. De BBC verzorgde directe reportages over de voortgang van de invasie voor de radio vanuit een van de torens. Via de D35 vinden we een paar kilometer Zuidwestelijk het slot van Brécy. Bijzonder zijn hier vooral de prachtige ingangspartij en de sfeervol aangelegde tuinen. Het kasteel Lasson stamt uit de renaissance en bezit een sierlijk gebeeldhouwde gevel. Het ligt meer Westelijk, nabij Cairon.

Maar het mooiste complex is dat van Fontaine Henry, weer een paar kilometer Noordelijk van Lasson, nabij Bény sur Mue. Het landgoed bezit verschillende bronnen (Fontaines) en het chateau werd in de 13e eeuw gebouwd en vervolgens in de renaissance getransformeerd tot wat we nu zien. Het is niet alleen een van de mooiste renaissancekastelen van Normandië maar het is, net als het Chateau de Cheverny, nog in het bezit van de oorspronkelijke familie. Het Paviljoen wordt gekenmerkt door een dak in de vorm van een bischop-mijter; een karakteristiek die we in Normandië wel vaker tegenkomen. De put is getooid met een klein tempeltje met klassieke zuilen. In het prachtige park treffen we nog een kapel die, hoewel in de 13e eeuw gebouwd, ook in de renaissance werd aangepast.

=============================================================

Routesuggestie 10. Burchten voor de gewone man, en een Rembrandt.

Vanuit de Camping Chateau du Brevedent te Pont l’Eveque

Canapville

Vlakbij, aan de rechteroever van de Touques, staat een van de mooiste landhuizen van Frankrijk, in Canapville. In het Frans heet zo’n residentie een Manoir. Een Manoir was de woning van een landjonker. Omdat deze tot de lagere adel werd gerekend, mocht zijn optrek niet het formaat en de vesting-achtige allure hebben als van een burcht. Grachten en torens waren echter wel toegestaan. Het Manoir van Canapville stamt uit de 15e eeuw en bezit prachtige vakwerkgevels.

Rond Lisieux

Lisieux is een bedevaartsoord, want hier leefde een van de twee heilige Theresia’s. Maar de basiliek die haar laatste rustplaats werd is in zijn huidige gedaante weinig aantrekkelijk. Er zijn in deze stad wel enkele karakteristieke romaanse kerken, zoals de St. Pierre, waarvan het gebeeldhouwde portaal aan de rechterzijde beroemd is. Een kleine tien kilometer Zuidelijk, in Saint Germain de Livet vinden we een van de meest charmante kleine kastelen van het Pays d’Auge. De 16e eeuwse gevel vertoont een dambordpatroon van natuursteen en baksteen. Sommige bakstenen zijn groen geglazuurd, evenals de dakpannen. We treffen er voorts een tweetal boerderijen in vakwerk en een mooie binnenhof in Italiaanse stijl. Het interieur bevat onder andere oude stijlmeubelen en schilderijen. Nog iets Zuidelijker, bij Fervaques, staat het kasteel uit de 16e/17e eeuw waar Chateaubriand zijn geliefde, de kasteelvrouwe Delphine de Custine bezocht. Het is momenteel een rusthuis en dus niet te bezoeken.

Twee kilometer Noordelijk van Lisieux, in Ouilly-le-Vicomte vinden we een 10e eeuwse kerk; een der oudste van Normandië. In Breuil-en-Auge, nog iets verder op de weg terug naar de camping, staat een erg schilderachtig kasteel uit de 16e eeuw.

Caen

Verder is Caen een bezoek waard. Niet alleen omdat er, ondanks de verwoestingen van de tweede wereldoorlog, nog een paar authentieke straatjes zijn, maar ook omdat zich daar het fraaie renaissance-huis d’Escoville bevindt. Het is gebouwd in opdracht van Nicolas le Valois d’Escouville, een zakenman, speculant en… alchemist. Vooral de binnenhof is prachtig met Italiaans aandoende gevels, een loggia en een sublieme trap. Rond de vensters en ingangen is beeldhouwwerk aangebracht. Naast de St Nicolas (11e eeuw) vinden we ook een romantisch aandoend kerkhof. De Saint Etienne is een van de fraaiste vormen van romaanse kerkbouw. De kathedraal St. Pierre is met zijn gotische toren de trots van Caen. In het Musée des Beaux Arts treffen we onder andere een Rembrandt.

=============================================================

Routesuggestie 11. Van heilig onheil tot een groentemarkt.

Vanuit de Camping Le Domaine du Chateau de Drancourt te St. Valéry sur Somme

(Vanuit de Camping La Bien Assise te Guines kan men dezelfde route rijden, maar moet dan eerst de ruim 90 kilometer overbruggen, die Guines van St. Valéry scheiden.)

Eu

Op zo’n 25 kilometer ten Zuidwesten van St. Valéry is Eu een leuk marktstadje. We vinden er een prachtige gotische kerk, de Collegiale St Laurent. Hier ligt het doel van pelgrimstochten van middeleeuwers naar het graf van de heilige Laurentius, bij leven Lawrence O’Toole, die in de 12e eeuw bischop van Dublin was. Hij kwam naar Normandië om Henry II, Koning van Engeland en Hertog van Normandië hulp te vragen. De toenmalige paus, eveneens een Engelsman, steunde Lawrence. Met als gevolg: de Engelse overheersing van Ierland. Lawrence, de aanstichter van al dit (on)heil, bleef in Eu en stierf hier ‘in een geur van heiligheid’.

Het Chateau d’Eu (16e eeuw) is misschien niet het meest interessante uit deze kastelentocht, maar het staat al evenzeer op historische grond. Hier stierf in 932 Rollo de Noorman, die heel Normandië van de Franse koning in leen kreeg en op die manier de eerste hertog van Normandië werd.

Rambures

Een kleine 25 kilometer Oostelijk (de mooiste route is via de D49) vinden we het kasteel van Rambures, een vesting uit de 16e eeuw uit baksteen en witte natuursteen. De zware ronde hoektorens zijn verbonden door halfcirkelvormige muren.

Amiens

Nu we toch al halverwege zijn, kan het bijna niet anders of we rijden de resterende veertig kilometer door naar Amiens. Het feit dat we nu officieel niet meer in Normandië zijn houdt ons al evenmin tegen. Hoogtepunt is hier in de eerste plaats de Notre Dame, een sublieme gotische kerk die met 42 meter binnenwerks een van de hoogste van Frankrijk is. In het nabijgelegen Hotel des Trésoriers de France treffen we niet alleen archeologische vondsten, maar ook Hollandse en Vlaamse meesters (Frans Hals) en Franse romantische schilders als Delacroix. Het Maison du Saggitaire (boogschutter) is een weelderig laatgotisch huis met renaissancistische medaillons. Voordat we terugkeren naar de camping kunnen we nog een blik werpen op de voor Amiens karakteristieke moestuinen en kanalen. Door die smalle grachten varen schuiten die groenten, fruit en bloemen vervoeren naar de markten aan de oevers. Het is een sfeervol, vriendelijk gebeuren waar je gezellig langs kunt slenteren en de tijd vergeten.

Vrij rondzwerven in Frankrijk

Mark Mastenbroek

Intro:

Frankrijk is onuitputtelijk. Iedere streek onder de Gallische zon heeft weer iets eigens, iets karakteristieks. Maar waar je je ook in dit land bevindt, overal tref je dat typisch Franse aroma, die sfeer waarin het goed toeven is. Je knapt er weer van op. Zeker als je naar hartelust van streek naar streek kunt trekken.

=============================================================

‘Un petit verre?’ Met zijn olijke franse oogjes kijkt de beheerder van het proeflokaal ons aan. Ik vraag me af of de gulle hand die ons hier desnoods de hele dag allerlei wijnen en sappen schenkt, commerciëel gezien wel zo verstandig bezig is. Maar een bijzonder plekje is het wel, dit oude stenen gewelf van deze wijnboer die op innemende wijze lokale produkten promoot. Toen we vanmorgen de camping verlieten, hadden we onze volgende pleisterplaats al gereserveerd. En deze lag hooguit honderd kilometer verder, aan de andere zijde van de Rhône. We hebben nu dus tijd genoeg om nog wat rond te kijken in deze schilderachtige streek van de Zuidelijke Ardèche. We volgden eerst de rivier, reden langs glooiende wijnvelden, sloegen lukraak een klein weggetje in en voilá. Het gehucht waar wij ons bevinden, heet Sauveplantade.

Theeglas

Mijn vriendin probeert een mousserend wit wijntje, uitgeschonken in eenzelfde solide theeglas als het in huisvlijt gebrouwen vruchtesap waarmee ik, met een schuin oog op de kilometers die nog komen moeten, mijn dorst les. Buiten het gewelf straalt de ochtendzon over de mediterrane heuvels. Het leven is goed in Frankrijk. De beheerder, die een glas meedrinkt, wijst naar het kerkje dat nog juist boven de huizen uittorent. Het is onder invloed van Armeense pelgrims rond de tiende eeuw ontstaan op een plek, waar in de Romeinse tijd een Jupiterheiligdom lag. We gaan er straks zeker naarbinnen, beloven we.

Discreet

Als vanzelfsprekend schenkt onze gastheer ons bij. Een gesprek is hier snel aangeknoopt, desnoods met handen en voeten. Onze reisplannen en de charme van het rijden door La Douce France passeren de revue. Hij weet trouwens waar we het over hebben. In zijn camionnette heeft hij op zijn promotionele reizen al heel wat van zijn vaderland gezien. Het groene hart van de Dordogne, waar wij enkele dagen eerder vertoefden, is hem even vertrouwd als de Provence, waar we vandaag naartoe gaan. Hij raadt ons aan om straks via Viviers te rijden en daar de hooggelegen kathedraal te bezoeken. Het uitzicht is er ‘magnifique’, verzekert hij.

Provençaalse zon

Als we drie uur later op een terrasje neerstrijken, weten we dat onze gastheer uit Sauveplantade gelijk heeft gehad. Het eerbiedwaardige kerkgebouw van Viviers, dat we via een zeer steil kasseienstraatje bereikten, hadden we zonder zijn raadgevingen node gemist. Het kostte me we wel bijna twee buitenspiegels, zo smal was de stenen poort waarvoor op de helling geen terug meer mogelijk was. Maar ook het wijkje rond de kathedraal, met zijn oude steegjes, trappartijen en kleine pleinen was fijn om even rond te slenteren. Vervolgens kwamen we via een rustige Route Nationale bij de Romeinse ruïnes van Vaison-la-Romaine terecht. We voelden ons een beetje als in Pompeï, tussen de resten van huizen, tempels en zuilen die lagen te zinderen onder de provençaalse zon. Voor een antiek marmeren beeld van een vrouw bleven we langer staan. Haar gezichtsuitdrukking, met een vleugje melancholie, was op een gevoelige manier weergegeven. Zij bleek de gemalin van keizer Hadrianus. De geschiedenis leert dat zij haar man nooit zag, want hij was altijd op reis.

Wijn en lavendel

Met de Michelinkaart in de hand kiezen we onder de geur van franse koffie onze route en starten de voiture. We zoeven van Malaucène over een stil weggetje langs een onwaarschijnlijk fraai getande bergkam naar Baumes de Venise. We hadden er nog nooit van gehoord. Even speuren we of er ook hier niet ergens zo’n proeflokaaltje verscholen ligt. Maar nee. Dat de gulle benadering in dit soort gelegenheden commerciëel niet handig zou zijn, wordt gelogenstraft door de dozen vol wijn en lavendel, die sinds Sauveplantade de vrije hoeken van onze kofferruimte hebben ingenomen. Er kan niets meer bij. En het wordt tijd om ons nieuwe onderkomen op te zoeken.

Cézanne

Die avond, onder een diepblauwe sterrenhemel, genieten we voor de tent met kleine langzame teugjes van de wijn uit de Ardèche. Morgen, zo besluiten we, treden we in de voetsporen van Cézanne die niet ver hiervandaan in zelfgekozen eenzaamheid heeft rondgetrokken. Hij zette naar aanleiding van het landschap rond de Montagne Sainte Victoire de eerste stap naar abstraktie in de schilderkunst. In zijn tijd begreep niemand nog waar dat over ging. Er valt even een stilte. Alleen de krekels weten van geen ophouden. Als het weer zo gunstig blijft, blijven we een paar nachten op deze camping. Misschien dat we daarna de Franse Alpen eens gaan verkennen. We zien wel. Er is keuze genoeg.

Dia’s

=====

1: De Ardeche in de buurt van Balazuc

2 en 3: Het oude centrum van Viviers aan de voet van de kathedraal

4: De Ardeche bij het middeleeuwse dorpje Vogué

5: Oude huizen als deze zien we in heel Zuid Frankrijk.

6 en 8: Largentière in de Ardeche

7: Gezicht op Largentière

9: Een mooie oude trap in Largentière

10: Het chateau van Largentière

11: Aan het eind van zijn leven woonde Cézanne in de buurt van Aix en Provence. Daar legde hij de eerste fundamenten voor de abstraktie in de schilderkunst. (Deze dia via Beeldrecht??)

12: Een romaans kerkje in de buurt van Larnas (Ardèche)

13 en 14: het vriendelijke plaatsje Malaucène in de Vaucluse.

17 t/m 22: Sauveplantade in de Ardèche.

Tekst en fotografie: Mark Mastenbroek

Poitiers

Wie tussen Parijs en Bordeaux over de A10 richting Spanje rijdt, passeert de stad Poitiers. Behalve als overnachtingsplek, is deze plaats ook geschikt om een lange rit te onderbreken. We treffen een klein maar gezellig centrum en er is veel te zien. Buiten de muren van deze stad werd ooit het lot van Europa met wapens beslecht.

==============================================================

In het jaar 733 versloeg de Frankische veldheer Karel Martèl op de licht heuvelende velden rond Poitiers de onoverwinnelijk geachte ruiterij van Omayadenvorst Abd al Rahman. De beroemd geworden Slag bij Poitiers was een nipte zege, die alleen te danken was aan het feit dat zo ongeveer iedere jongeman in het Frankenland die een wapen kon vasthouden, naar dit oord was gesneld. Abd al Rahman wist nog nèt te ontsnappen aan een onafzienbare horde die tot het uiterste ging. Want heel Europa sidderde in die dagen voor de Islam. Twee jaar eerder hadden de Frankische legers met hun knotsen bij het Zuidfranse Arles geen schijn van kans gehad tegen de perfect georganiseerde Moorse cavalerie, die heel Spanje onder de vlag met de halve maansikkel had gebracht.

Expansiedrift

De cultuur van de Islam had zich aan de overzijde van de Middellandse Zee reeds over de volle breedte gevestigd. Zelfs de grenzen van China, India en Oost Europa werden bedreigd. Niet alleen de strijdmacht, maar ook kunsten en wetenschappen waren in de Arabische wereld vele malen ontwikkelder en verfijnder dan het middeleeuwse Europa zich in zijn stoutste dromen kon voorstellen. En al bleken de bezetters in Spanje aanmerkelijk toleranter jegens minderheden dan het Christendom, de Islam bezat een expansiedrift die op ons continent pas in het koloniale tijdperk zou worden geëvenaard.

Paarden en kerken

Volgens de kerkvaders ging het tijdens de Slag bij Poitiers natuurlijk om de vraag of het Christelijke geloof voor Europa behouden zou blijven, of dat ook bij ons de blik vijf maal per dag naar Mekka gericht zou gaan worden. Daarom zijn er in de stad waar dit keerpunt van de Moorse expansie werd bevochten, zoveel middeleeuwse basilieken te bewonderen. Karel Martèl, die begreep dat zijn ongeregelde voetvolk snel tot een professioneel leger moest worden omgebouwd en diende te leren paardrijden, presenteerde de astronomische rekening daarvoor dan ook zonder blikken of blozen aan de kerk. Die per omgaande toezegde de onkosten voor paarden, training en soldij voor dat legioen te zullen dragen.

Te wuft

Tegenwoordig is het langs de oevers van de rivier de Clain gelegen Poitiers een vriendelijke stad met een sfeervol centrum waar je kunt slenteren, een beetje winkelen en in alle rust het leukste terrasje kunt uitzoeken. In het centre ville treffen we de Notre Dame la Grande (11e-12e eeuw) die beroemd is vanwege het beeldhouwwerk dat de gevels siert. Bovendien is deze niet al te grote kerk van binnen kleurig beschilderd met voorstellingen die deels uit de Middeleeuwen stammen. In de vorige eeuw waren er kunsthistorici die deze fresco’s met enig misprijzen bekeken. Men vond ze te bont, te lukraak aangebracht, te wuft. In onze dagen wordt daar beslist anders over gedacht. Want het is juist die kleurrijke binnenkant die voor een unieke en intieme sfeer zorgt.

Voor het oprapen

De doopkapel St. Jean is zonder twijfel het oudste Christelijke monument van heel Frankrijk. Het ligt in een stille wijk waar veel historische panden te vinden zijn. In de vierde eeuw begon men met de bouw, die nog invloeden uit het antieke Rome verraadt. Binnen treffen we een rommelig maar aantrekkelijk museumpje met beeldjes, tegels en fresco’s uit de tijd van de Merovingen. In Nederland zou ieder voorwerp dat daar op de kale grond ligt, in een aparte vitrine met airconditioning worden gekoesterd en zorgvuldig bewaakt. Hier, in het land dat een overvloed aan oudheden bezit, liggen de antieke spullen gewoon voor het oprapen. De kaartverkoopster in haar gammele houten hokje lijkt de enige hindernis voor grijpgrage handen.

Woesteling

Even verderop ligt het gebeente van de heilige Radegonde in een sarcofaag, die er uitziet als een gehavende zwerfkei, in een gewelf van het stokoude kerkje dat haar naam draagt. In de zesde eeuw was zij koningin van Frankrijk, maar trok zich terug in een klooster omdat haar gemaal haar mishandelde. Binnen deze veilige muren liet de woesteling Clotharius haar ongemoeid. Hij vergreep zich bovendien al aan andere vrouwen toen Radegonde officieel nog naast hem op de troon zat. In de vorige eeuw lieten moeders hun zieke peuters tussen de zware poten onder de grijze sarcofaag kruipen, in de hoop op genezing. Er wordt gefluisterd dat er tegenwoordig op stille ogenblikken nog wel eens een ziek kleintje op de koude stenen vloer wordt losgelaten.

Geheimzinnig

We zijn inmiddels vlakbij de Pont Neuf. Aan de overzijde voert de hellende Boulevard Coligny naar het Plateau des Dunes, vanwaar men een riant uitzicht heeft over stad en land. In het nabijgelegen Hypogée Martyrium dient men zich te richten tot de bewaker indien men de geheimzinnige onderaardse kapel uit de zevende eeuw wil bezichtigen, of de begraafplaats daaromheen, die merkwaardige symbolische sculpturen bezit. Eigenlijk kom je alweer tijd tekort. Eén blik in een reisgids is voldoende om te beseffen dat er nog veel meer te ontdekken valt in Poitiers.

=============================================================

Beeldmateriaal

==============

1, 2, 3: In het centrum van Poitiers staat de Notre Dame la Grande uit de 11e-12e eeuw. Zij is beroemd vanwege het rijke beeldhouwwerk aan de gevels en de kleurrijke fresco’s van het interieur.

4: (afbeelding niet zo kleurrijk als origineel) Hoewel dit op de foto wellicht niet zo duidelijk te zien is, is de binnenzijde van de Romaanse Dotre Dame la Grande een feest van kleur.

5: De doopkapel St. Jean is het oudste Christelijke monument van Frankrijk. Tegenwoordig is er een charmant maar ietwat rommelig museum gevestigd met middeleeuwse kunstvoorwerpen. De kostbaarheden liggen binnen zo ongeveer voor het oprapen.

6: (foto moet wellicht van onderen afgesneden; te donker): Een van de vele gezellige straatjes van Poitiers. Deze leidt naar de grote kathedraal die in de verte opdoemt.

7 en 8: Oude gotische huizen met torentjes, donjons en fraaie vensters treffen we in Poitiers in overvloed.

9: Een stil hoekje in de schaduw van de immense kathedraal St. Pierre.

10: Een weg, een stenen muurtje, oude bomen en een kathedraal. Franser kan het haast niet!

11: Een verstild stukje Poitiers tussen de doopkapel St. Jean en de kathedraal.

12: Mooie huizen met Mansarde-dak, torentjes en kapellen in de schaduw van de kathedraal St. Pierre.

13: Volgens geruchten zijn er in Poitiers nog huizen waar het ’s nachts rommelt en spookt. Misschien maakt dit eenzame renaissancehuis in de buurt van de kathedraal wel een kansje.

14: De gotische entree van de romaanse kathedraal St. Pierre.

15: De entree van de middeleeuwse kerk Ste. Radegonde. De stoffelijke resten van deze heilige liggen in een onderaardse kapel.

16: De toren van de middeleeuwse Ste. Radegonde. De stoffelijke resten van deze voormalige koningin van Frankrijk liggen in een onderaardse ruimte.

17: Onder de sarcofaag van de heilige Ste. Radegonde (6e eeuw) werden in de vorige eeuw zieke kinderen geacht genezing te vinden wanneer zij daar een tijdje rondkropen.

GringnStillHet chateau van Grignan Tekst en foto’s Mark Mastenbroek

Amper twintig kilometer na bij de afslag Montélimar Sud de Autoroute te hebben verlaten, staan we op een hoogte. Middenin het provencaalse landschap. Beneden liggen de scheve daken en oude muren van het middeleeuwse gehucht Grignan. Op de brede bordessen van het Chateau kunnen we ons even burchtheer wanen van het fraaiste renaissance-kasteel in heel Zuid Frankrijk. Maar zelfs in de zomer kan het gebeuren dat een koude Mistral rond deze trotse muren en vensters giert. De strakblauwe lucht is dan zo helder, dat je in het Westen ver over de vlakte van de Rhône kunt uitkijken.

Lange brieven

Je voelt je op deze plek direct heer en meester. Maar van wat eigenlijk? Van een verte die je tegelijkertijd klein en naamloos maakt. De eindeloze donkere bomen beneden doen somber aan. Het tegen de Oostelijke horizon oprijzende alpenmassief lijkt als een golfslag op je af te komen. Zo mooi als dit décor ook is, je huivert bij het idee, hier de winter te moeten doorbrengen zonder centrale verwarming, tv of telefoon. Zoals vroeger. Wat zou je doen? Wellicht binnen de veilige muren van het Chateau een haardvuur opzoeken en lange brieven schrijven.

Intieme details

En inderdaad: Tussen 1671 en 1696 woonde hier een burchtvrouwe die tweemaal per week een uitvoerige brief schreef. Aan haar moeder, die meestal in het verre Parijs vertoefde, maar soms ook aan het hof van de Zonnekoning te Versailles te vinden was. Koeriers deden er al gauw acht dagen over om zo’n bericht te bezorgen. Maar helaas, de nakomelingen van de burchtvrouwe duldden niet dat intieme détails over hun familieleven openbaar zouden worden en verbrandden de stapel brieven een halve eeuw later. Daarmee was echter slechts de helft van deze correspondentie vernietigd. De andere helft, de brieven die de moeder aan haar dochter had teruggeschreven, was toen al bezig een plaats binnen de wereldliteratuur in te nemen. De terugschrijfster in kwestie was de illustere Madame de Sévigné (1626-1696). Op jeugdige leeftijd weduwe geworden, was zij in haar hoogtijdagen de meest begeerde markiezin van Frankrijk.

Openhartig

Die brieven vormen merkwaardige lectuur. Vooral omdat we maar één deelneemster van deze dialoog kennen. De status van Madame de Sévigné geeft ons de kans om een schat aan wetenswaardigheden uit adellijke kringen en de hofcultuur van die dagen op te doen. Maar niet alleen uit historisch oogpunt zijn de brieven interessant. Zij vormen ook een afspiegeling van een intense persoonlijke uitwisseling die bovendien nooit bedoeld was om door derden gelezen te worden. In een voor die dagen ongekend vrije en openhartige schrijftrant getuigt Madame de Sévigné van de liefde die zij voor deze dochter voelt. Een liefde die pas echt ontvlamde, toen haar ‘plus belle jeune fille de toute la France’ door een huwelijk met de onderkoning in de Provence opeens ver bij haar vandaan woonde.

Depressies

Maar die briefwisseling is allerminst sentimenteel. In weerwil van het hooggestemde taalgebruik dat in die tijd gangbaar was, wordt al snel duidelijk dat beide vrouwen elkaar niet sparen. In ieder geval reageert Madame de Sévigné vaak heftig op kennelijke verwijten van haar dochter te Grignan. Zij pareert, worstelt en weegt de woorden van haar dochter wier oordeel zij, naarmate de scheiding langer duurt, steeds hoger lijkt te achten. De succesvolle Marquise de Sévigné die iedereen altijd weer bekoorde vanwege haar schoonheid, en telkens overtroefde met haar briljante intellectuele scherpte, onthult in deze brieven ook kwellende onzekerheden en schrijft over onstuitbare depressies. Maar zij geeft zich niet zomaar gewonnen aan de levensvisie van haar jeune fille.

Vergeefs

Driemaal vertoefde Madame de Sévigné in het Chateau de Grignan dat als een miniatuur-Versailles boven het landschap uittorent. Zo’n logeerpartij kon soms wel twee jaar duren. En hoewel hier tijdens de Franse revolutie veel is vernield dat in later eeuwen gerestaureerd moest worden, lijkt de lichte weemoed die rond dit bouwwerk zweeft, een verre herinnering aan de vrouw die telkens weer probeerde haar dochter mee te nemen naar Parijs. Vergeefs, want ook zíj was een sterke persoonlijkheid. Het lijkt zelfs alsof de relatie tussen beide vrouwen intenser werd naarmate de afstand in kilometers tussen hen toenam. Dan boden brieven altijd een kortstondig soelaas. Waarna het ritueel van terugschrijven en wachten weer begon. De bordessen van het Chateau lijken wel speciaal gebouwd om naar postbodes uit te zien.

Onteerd

Tijdens haar laatste bezoek stierf Madame de Sévigné op zeventigjarige leeftijd in het Chateau de Grignan. Een koude Mistral op het bordes was haar fataal geworden. Zij overleed niet in de armen van haar dochter, maar alléén. Waren zij juist verwikkeld in een diepgaand meningsverschil of wilden zij de dood niet met elkaar delen? Het slotaccoord van deze krachtmeting tussen twee buitengewone vrouwen blijft een open vraag. Madame de Sévigné werd begraven in de oude kerk die onder de terrassen van het Chateau schuilgaat. Ook daar vond zij uiteindelijk geen rust. In 1792, tijdens de revolutie, bestormde het door ontbering en uitbuiting tot waanzin gedreven gepeupel de kerk, sloeg de grafzerk aan stukken en onteerde haar stoffelijke rest die tenslotte in het vuur werd gesmeten.

=============================================================

Diamateriaal, teksten.

1, 1a: De renaissancegevel van het Chateau, gebouwd onder de illustere graaf Louis Adhémar de Grignan.

2, 9, 9a, 13: De bordessen van het Chateau, deels gebouwd bovenop de oude kerk van het dorp, lijken wel speciaal ontworpen om uit te kijken naar postbodes die aan de verre horizon zouden kunnen opdoemen.

3: Een intiem hoekje in een van de luisterrijke kamers van het Chateau.

4, 8: De serene harmonie van het stenen bordes contrasteert met de immense verte daarachter. Een vleugje weemoed lijkt nog altijd aan Madame de Sévigné te herinneren die hier driemaal op bezoek is geweest.

5, 5a: Hoog boven het vruchtbare land van de Provence hangen waterspuwers haast dreigend aan de bordessen.

6: Vanaf het bordes kan men de schitterende trappartij overzien, die van het dorp naar de oude kerk voert.

10: De scheve daken en oude muren van het dorp Grignan, dat inmiddels een charmant provencaals stadje is geworden.

11, 15: De stompe toren van de dorpskerk waar Madame de Sévigné werd begraven en onteerd, draagt ook een deel van de bordessen van het Chateau.

12: Uitzien over daken, gotische torens en eindeloos heuvelend vruchtbaar land.

14: De gotische ingangspartij naar het Chateau.

16: Vanaf de Route Nationale verheft Grignan zich als een soort miniatuur-Versailles boven het provencaalse land.

Misschien zien jullie nog iets in het handschrift van Madame de Sévigné op pag. 17 van het bijgesloten boekje, of vinden jullie de gravure op pag. 12 of het portret op pag. 25 bruikbaar.

Succes! Bij vragen of problemen:

020-6445405 of 06-53318077

Tekst en foto’s Mark Mastenbroek

Travail d’un seul homme

Het Palais Idéal van Ferdinand Cheval (1836-1924)

==============================================================

Intro

Ruim twintig kilometer Oostelijk van de Autoroute du Soleil, tussen de afslagen Chanas en Tain l’Hermitage, ligt de steen geworden droom van een postbode. Niet gehinderd door enige kennis of studie begon hij op zekere dag te bouwen aan een sprookjeskasteel. Een metseltroffel en een kruiwagen waren zijn enige hulpmiddelen. Van zijn tweeënveertigste tot zijn achtentachtigste werkte hij dag en nacht. Geheel alleen.

==============================================================

In 1879 was het doodgewoon dat je als postbode te voet met een gevulde tas op de rug dertig á veertig kilometer aflegde. Zes dagen per week. Ook in de omgeving van het dorp Hauterives in het departement Drôme keek niemand daarvan op. Maar dat veranderde toen op zekere dag de ‘facteur’ ter plaatse – een zekere Ferdinand Cheval – na gedane arbeid niet van zijn welverdiende rust ging genieten, maar zijn kruiwagen pakte. Hij trok met zijn kar nogmaals langs rotsige paden en door rivierbeddingen, zoals hij eerder die dag met zijn postzak had gedaan. Toen had hij op zijn ronde mooie, grillig gevormde stenen uitgezocht en opgestapeld. Die haalde hij nu op. Het was al nacht toen Cheval een zware bak leegkieperde op zijn terrein. Het echte werk moest op dat moment nog beginnen.

Verloren

Vanaf die dag werd deze postbesteller die steeds met gepaste trots zijn uniform had gedragen, voor gek versleten. Op zijn ronde werd hij niet meer binnengenood voor een kopje koffie of een ‘petit verre’. Het deerde hem niet. In zijn hart had hij daar wel begrip voor. Had hij zelf niet alles gedaan om te verhinderen dat hij hieraan zou beginnen? Bijna veertien jaar lang had hij zich verzet tegen iets ongrijpbaars dat tenslotte machtiger bleek dan hij. De tegenstander van wie hij had verloren, was een droom.

Verkeerd bezorgd

Cheval was achtentwintig toen hij de droom kreeg die zijn leven zou veranderen. Terwijl hij uiterlijk vredig op zijn bed sliep, zag hij voor zijn geestesoog een soort paleis ontstaan, van een overweldigende schoonheid. Niets in zijn leven zou ooit dit visioen overtreffen. Maar hij bleef wel met een probleem achter. Hij meende dat die droom, zoals hij dat beroepshalve kende, aan het verkeerde adres was ‘bezorgd’. Zoiets was natuurlijk bedoeld voor een bouwmeester en dus zeker niet voor hem! Wat nu? Een brief kan nog retour naar de afzender, maar bij een droom gaat dat wat moeilijk. Hij besloot daarom dit beeld uit zijn geheugen te wissen. Het viel niet mee.

Gestruikeld

Toen Cheval eindelijk zover was dat hij niet meer gekweld werd door zijn schone burcht, struikelde hij op een dag tijdens zijn ronde en viel languit op de grond. Hij was nu tweeënveertig. Op al die tochten was hem zoiets nooit eerder overkomen. Maar terwijl hij het gruis nog van zijn gezicht wiste, raakte hij opeens gefascineerd door de uitstekende punt van de steen die hem zijn val had bezorgd. Na enig wrikken en trekken lag deze in zijn handen. De vormen van de steen, die in vele eeuwen door wind en water waren ontstaan, brachten een ongekende vervoering teweeg. Ongekend? Er was geen houden meer aan. Zijn droom was terug. Hij kocht voor een gering bedrag een lap grond, een zak cement en een kruiwagen. Een metseltroffel had hij nog ergens liggen.

Droom als werktekening

’s Nachts bij het licht van een mijnwerkerslamp, op Zondagen en in vrije uurtjes werd een postbode tot bouwvakker. Onder de aarde van zijn terrein trof hij een draagkrachtige laag kalksteen. Schetsen en tekeningen waren overbodig. Hij had zijn visioen immers in alle scherpte vóór zich. De bouw zou drieëndertig jaar in beslag nemen. En ondanks de weinige uren slaap die hij zichzelf gunde, raakte hij elke dag meer bevlogen. De stenen die hij op zijn ronde had verzameld, metselde hij in, zodat hun vormen goed uitkwamen. Zo groeide het zesentwintig meter brede ‘Palais Idéal’ gestaag tot een hoogte van dertien meter. Er waren nissen, gangen, trappen en torens. Met beelden werkte hij de wanden af en voegde fantasiemodellen van tempels en moskeeën toe. Want Cheval wilde symbolisch alle volken en religies verenigen.

Hogepriester

Na zijn pensionering had Cheval meer tijd. Niet om het kalmer aan te doen, maar om nieuwe plannen te verwezenlijken. Hij bouwde nog ‘even’ een huis van vier verdiepingen en ommuurde zijn terrein met een hoge wand met nissen en prieeltjes. ‘Ik heet niet voor niets paard’, antwoordde hij weleens wanneer ongelovige bezoekers hem aan het werk zagen. In 1923 werd zijn isolement doorbroken. De kunstpaus André Breton die toevallig voorbijreisde was mateloos enthousiast en riep Cheval in Parijs uit tot hogepriester van Dadaïstische bouwkunst. Maar het zou tot 1969 duren voordat de minister van cultuur André Malraux het Palais Idéal tot Nationaal Monument verhief.

Niet één dag ziek

Wie tegenwoordig Hauterives bezoekt komt woorden tekort. Je kunt nauwelijks geloven dat een amateur zonder hulp zo’n magistraal bouwwerk heeft neergezet. Het heeft op het eerste gezicht iets van een Indiase tempel, maar bezit toch een geheel eigen charme. Al lijkt het ontwerp spontaan en chaotisch, in feite ligt er een heldere ritmiek aan ten grondslag.

Eigenlijk had Cheval met zijn vrouw in zijn paleis begraven willen worden. Maar toen zijn echtgenote overleed bleek dat zulks van gemeentewege niet werd toegestaan. Op de plaatselijke dodenakker schiep de nu hoogbejaarde bouwmeester daarom nog een monumentale tombe. Pas toen ook dit kunstwerk was voltooid kon Cheval de plaats naast zijn gade innemen. Gedurende zijn productieve jaren was hij niet één dag ziek geweest.

=============================================================

Het Palais Idéal is gedurende het gehele jaar dagelijks geopend. Tel. 00-33.75.688119

=============================================================

Foto’s

Gaarne plaatsen: 1 of 2 of evt. 9 (sfeer)

3 of (6) of 8 (overzicht)

11 of 12 of 13 (details)

15 (tombe)

Foto 6 is als enige niet van mij hand, maar jaren geleden gekocht bij het Palais Idéal (beeldrecht?)

=============================================================

Tekst bij de afbeeldingen:

1: Een hoek van het Palais. In de gevel zijn ook teksten aangebracht waarin Cheval enige gepaste trots over zijn prestatie niet onder stoelen of banken steekt: Laat iemand die koppiger denkt te zijn dan ik, maar eens aan het werk gaan!, pocht hij. Niet zonder reden.

2: De reuzen tegen de gevel zijn achtereenvolgens: Le Défenseur de la Gaule (Cheval bedoelde met die term wellicht een van de vroeg-middeleeuwse franse koningen Clovis of Vercingetorix), Le Grand Savant Grec (vermoedelijk Plato), en Le Grand Conquérant Romain (Julius Caesar).

3: De achterzijde van het Palais Idéal is minder uitbundig gedecoreerd dan de voorzijde. Nissen zijn gewijd aan verschillende landen of godsdiensten.

4: Op de hoogste toren, 13 meter boven de grond, kijk je uit over de transen en de fantastische beeldhouwwerken waarmee Cheval zij bouwwerk bekroonde. Bomen onttrekken de hoge muur aan het zicht.

5: De voorgevel doet in eerste instantie denken aan tempels als de Borobudur of Angkor Vat, hoewel Cheval die nooit heeft gezien of bestudeerd.

7: Gangen, nissen en trappen maken van het Palais Idéal een klein doolhof. Zo had de postbode het ook gedroomd.

6: (Oude, gekochte dia) Een overzicht van het complex vanuit de hoogste verdieping van Chevals eigen woning, die hij tussendoor ook eigenhandig heeft gebouwd.

8: De achterzijde van het Palais is minder uitbundig gedecoreerd dan de voorzijde. Nissen zijn gewijd aan verschillende landen en godsdiensten. In de zomer is het monument een trekpleister. Ook voor kinderen is het aantrekkelijk.

9/10: Een hoekje van het Palais dat er uitziet als een druipsteengrot. De stenen en het metselwerk worden inwendig verstevigd door een netwerk van ijzerdraad dat Cheval als wapening benutte. Als een van de eerste bouwmeesters gebruikte hij zodoende een primitieve vorm van gewapend beton.

11: Al lijkt het ontwerp spontaan en chaotisch, in feite ligt er een heldere ritmiek aan het Palais Idéal ten grondslag.

12/13: Details van de muren tonen hoe Cheval stenen inmetselde en er fantastische, vaak ontroerende fabeldieren van maakte.

14/14a: Nissen in het Palais bevatten een moskee, een Zwitsers chalet, een Algerijnse Carré en een hindoetempel. Cheval wilde alle volkeren en religies in zijn bouwwerk verenigen.

15: De Tombeau du Silence et du Repos sans fin. Eigenlijk had Cheval als een farao in zijn Palais begraven willen worden. Toen zijn vrouw overleed bleek dat dit van gemeentewege niet werd toegestaan. In acht jaar tijd schiep hij vervolgens deze tombe op het plaatselijke kerkhof voor hen beide.

16: Een hoekje van het Palais met grotten, beelden en nissen. In het binnenste zijn Chevals metseltroffel en kruiwagen als trouwe vrienden bijgezet.

Tournus Tekst en fotografie Mark Mastenbroek

Intro:

Het landschap langs de Autoroute du Soleil gaat, naarmate je verder zuidwaarts komt, steeds meer lijken op de mediterrane gebieden waar we meestal zo snel mogelijk naartoe willen. Maar er zijn langs die fraaie rijbaan nog andere zaken die de aandacht trekken. Halverwege Beaune en Lyon bijvoorbeeld zoef je langs een grote abdijkerk met twee torens. Het is de St. Philibert in Tournus. Je bent de afslag al voorbij wanneer je beseft dat je vorig jaar óók al overwoog om daar een kijkje te nemen.

Rust

Het bijzondere van het stadje Tournus is dat je, vijfhonderd meter nadat je je tolplicht hebt voldaan, in een andere wereld terechtkomt. Wanneer je op het zonovergoten pleintje voor de abdijkerk het autoportier sluit, haal je even diep adem in de stilte die tussen de oude stenen huizen al eeuwen dezelfde is. Dit deel van Tournus werd in de negende eeuw bewoond door monniken die het eiland Noirmoutiers, buiten de monding van de Loire, waren ontvlucht vanwege plunderende en brandschattende Vikingen. De stoffelijke resten van hun grondlegger, de heilige Philibertus, zeulden zij mee op hun hachelijke tocht. In het verre Tournus kregen zij de gelegenheid om hun orde weer tot bloei te brengen en in de volgende drie tumultueuze eeuwen kreeg hun kerk haar huidige vorm. (Het is een groot, sober bouwwerk dat imponeert door zijn eenvoud. Vooral wanneer de avondzon langs de gevels scheert, ontdek je dat hier een kalksteen is gebruikt die het licht op een subtiele manier weerkaatst.)

Toverkunsten

De in romaanse stijl gebouwde St. Philibert blijkt, wanneer je eenmaal binnen bent, gevarieerder dan je had verwacht. (De centrale ruimte is op geraffineerde wijze gearticuleerd. Rosekleurige zuilen contrasteren fijnzinnig met de rest van het interieur.) Bovendien herbergt deze abdijkerk een overdaad aan bezienswaardigheden. We vinden een geheimzinnige onderaardse krypte met het gebeente van de heilige Valerianus die daar – ruim vóór Philibertus – in de tweede eeuw begraven werd. Het complex omsluit een intiem kloostertuintje en bezit een verzameling middeleeuwse reliëfs die vertellen hoe ánders de mens in die tijd de werkelijkheid beleefd moet hebben. Maar het meest raadselachtige van dit bouwwerk is de constructie van het dak. Want de vernuftige wijze waarop hier dwarsgeplaatste tongewelven op muren en zuilen rusten, vinden we vrijwel nergens in Europa. Dit architectonisch systeem stamt uit het rijk der Sassaniden dat tussen de derde en achtste eeuw de streken rond Eufraat en Tigris onveilig maakte en op geheel eigen wijze de sterrenleer van Zaratoestra hernieuwde. Kenners noemen de St. Philibert dan ook ‘een volle dochter’ van de Iwan-I-Karkhah, een immens paleis annex vuurtempel te Khuzistan in het huidige Iran. Hoe de relatie van Tournus met de Sassanidische bedrijvers van toverkunsten tot stand is gekomen, meldt de historie niet.

Mensenvlees

Wie zich niet hoeft te haasten, ontdekt al slenterend door de smalle straatjes dat Tournus fraaie winkels en karakteristieke oude huizen bezit. (Het centrum is klein genoeg om te voet te verkennen.) De stad eindigt bij een stenen borstwering langs de rechteroever van de vredig voortstromende Saône, waar vissers in de verte alle tijd van de wereld lijken te hebben. De Romeinen bouwden reeds een brug op de plaats waar nu een sierlijke hangbrug alweer te smal is voor het verkeer. (Ooit maakte deze oversteek deel uit van de Via Agrippa die Tournus, dat toen Castrum Ternocium heette, met Rome verbond.) Keizer Septimus Severus verpletterde hier de horden van zijn rivaal Albanus in 197 na Chr. Dat dit vriendelijke landschap ooit het toneel van strijd was, zie je er niet aan af. Je kunt je ook nauwelijks voorstellen dat in het jaar 1028 een slager in deze charmante stad hompen menselijk vlees te koop aanbood tegen woekerprijzen. Maar tijdens de hongersnood van dat jaar vreesden hier de corpulente inwoners wel degelijk voor hun leven. (Als je niet oplette lag je een uur later verspreid over de schappen van de boucherie.)

Rooftochten

Wie eenmaal voor Tournus is gevallen, zal allicht overwegen om er te overnachten. Er zijn hotelletjes en sfeervolle eetgelegenheden. (We vinden nog enkele kleinere oude kerken die het waard zijn om te bezoeken. Hier en daar dient een met origineel beeldhouwwerk versierde middeleeuwse gevel als entrée voor een antiekzaak of een restaurant. De plaatselijke VVV resideert in ‘La Teste Noire’ -het Zwarte Hoofd-, een uniek vakwerkhuis uit de veertiende eeuw. Wie van de schilder Greuze houdt, vindt enkele van zijn werken in het vriendelijke museumpje dat zijn naam draagt.) Bovendien heb je nu ook de tijd voor een tochtje van tien kilometer door het groene hart van Frankrijk, naar het middeleeuwse nest Brancion. De Seigneurs van dit hooggelegen vestingstadje teisterden deze omgeving eeuwenlang met hun rooftochten. Het noeste gehucht met zijn oude boerderijen en torens is nog vrijwel intact. Het uitzicht is er adembenemend. Wanneer je van deze trotse hoogte de eindeloos golvende heuvels in de verte overziet, realiseer je je opnieuw hoe prettig het kan zijn om even de reisdwang van de autoroute te onderbreken.

Info voor eindredaktie:

———————————————————–

Tekstdelen tussen haakjes kunnen bij ruimtegebrek (deels) worden weggelaten. Aantal woorden ligt zo tussen ca. 660 en 810.

———————————————————–

Teksten bij afbeeldingen:

1: De twee torens van De St. Philibert vormen een karakteristiek herkenningspunt langs de Autoroute du Soleil.

2: Vanuit de kloostertuin biedt de St Philibert een fraaie aanblik.

3: De achterzijde van de St. Philibert hoort tot de oudste delen van deze abdijkerk. De gebruikte kalksteen weerkaatst het licht op subtiele wijze.

4: De krypte waarin de sarcofaag van de heilige Valerianus al sinds de tweede eeuw bewaard wordt. Toen de monniken uit Noirmoutiers met de stoffelijke resten van hun heilige Philibertus hier neerstreken, waren de volgelingen van Valerianus die hier al eeuwen leefden, niet onverdeeld gelukkig met hun gasten met wie zij kerk en klooster op bevel van hogerhand moesten delen.

5: Oude huizen uit de omgving van de abdijkerk verraden dat zij vroeger onderdeel waren van het kloostercomplex.

6: De dwarsgeplaatste tongewelven zijn voor Europa uniek. Dit architectonisch systeem stamt uit het rijk der Sassaniden tussen Perzië en Tweestromenland. De lichtinval is dankzij deze construktie heel bijzonder.

7: Een van de gezellige winkelstraatjes van Tournus. Het vakwerkhuis op de hoek – het Zwarte Hoofd – stamt uit de veertiende eeuw.

8: De overzijde van de Saône is nauwelijks bebouwd. Vanaf de boulevard langs de rechteroever van de stad kijk je over heuvels en velden.

9: Oude huizen uit de omgeving van de abdijkerk verraden dat zij vroeger onderdeel waren van het kloosterkomplex.

10: Onderweg door het groene hart van Frankrijk tussen Tournus en Brancion kom je mooie doorkijkjes tegen.

11: De oude vesting van Brancion is nog voor een gedeelte intact.

12: Het middeleeuwse vestingstadje Brancion biedt overweldigende uitzichten.

13: Brancion. Een trap die nergens meer heenvoert tegen de muur van een vesting die niets meer hoeft te verdedigen.

———————————————————–

Volgens mij zeker plaatsen: 2 of 3, 6, 10 of 12.

Mochten er met mijn dia’s problemen zijn, dan heb ik voor de zekerheid ter plaatse een toeristisch diasetje gekocht. Hoe dat met beeldrecht zit weet ik niet, vermoedelijk kraait daar geen haan naar.

Met vriendelijke groet,

Mark Mastenbroek

Vienne la Romaine Tekst en fotografie Mark Mastenbroek

Vroeger, toen het netwerk van de franse autoroutes nog grote hiaten vertoonde, stond je daar ’s zomers onder de genadeloze zon te ronken in de file. Voor de reiziger bestond Vienne uit een drietal stoplichten die maar niet dichterbij wilden komen. Je zag uit je ooghoeken wel dat de brede rivier de Rhône, met de groenblauwe bergen aan de overzijde, een bekoorlijk plaatje opleverde en dat het oude stadje veelbelovende doorkijkjes bood. Maar je had slechts één doel. Dóór die flessehals zien te komen. Zo snel mogelijk.

=============================================================

Tegenwoordig beschrijft de Autoroute du Soleil allang een ruime boog om Vienne, over de mediterrane heuvels van de rechteroever. Vandaar kun je het plaatsje al rijdend af en toe in de laagte zien liggen. Je overweegt om een volgende keer eens die paar kilometer van vroeger op te zoeken en bij de stoplichten één van de oude straatjes in te slaan. Jaren achtereen komt het daar vervolgens niet van. Wie weet valt het ook erg tegen. Maar wie eenmaal de gok waagt, wordt beloond. Want Vienne – officieel Vienne la Romaine – heeft veel te bieden.

Reuzin

Om te beginnen is het labyrint van smalle middeleeuwse straatjes met hun hoogteverschillen charmant en gevarieerd. De boulevards met talloze terrasjes onder platanen, verraden reeds de nabijheid van de Provence. De noeste kathedraal Saint Maurice die het aanzicht van de stad domineert, behoort niet tot de meest bejubelde hoogtepunten van gotische bouwkunst. Doch met haar ietwat plompe voorgevel en stoere interieur heeft zij iets van een oude reuzin die, gehavend door de tand des tijds en telkens weer opgelapt, doorleefd en menselijk is geworden. Ondertussen vinden we er wel prachtige beelden en reliëfjes, vooral rond het Noordelijke portaal.

Colonia Julia

Vienne, in een tijdperk van mythologie en sagen gesticht door de Allobrogen – een Gallische stam – veranderde zo’n vijftig jaar voor onze jaartelling radicaal van aanzien. Julius Caesar zag tijdens een van zijn veldtochten tegen Gallië de strategische meerwaarde van deze nederzetting langs de rivier op een kruispunt van wegen en detacheerde er een regiment van zijn cavalerie. Hij noemde dit kampement Colonia Julia Viennensium. In hoog tempo groeide het uit tot een bloeiende metropool binnen het Imperium Romanum. De Gallische goden en natuurgeesten werden afgeschaft, het orakel gesloten. De inwoners verkregen burgerrechten, er kwam een senaat, een Forum, een Circus Maximus en een theater. De villa’s, fonteinen, openbare toiletten en waterbekkens werden door liefst elf akwadukten van stromend water voorzien. Ter ere van Keizer Augustus en zijn gemalin verrees er een tempel, die tweeduizend jaar geschiedenis heeft doorstaan. Wanneer we vandaag de dag uit een smal straatje komend de hoek omslaan, treffen we het bouwwerk nog in vrijwel ongeschonden staat als een juweel van klassieke verfijning midden op een intens Zuidfrans plein.

Ishtar

Even verderop ligt de Jardin de Cybèle, een geaccidenteerd parkachtig terrein waar nu kleine kinderen spelen en jonge moeders op een bankje schaduw zoeken onder hoge ruïnes met indrukwekkende rondbogen. De Galliërs hadden hier een heiligdom. In de romeinse tijd dansten er priesteressen tijdens geheime riten ter ere van Cybele, een natuurgodin die via Hellas het Imperium was binnengehaald en in Babylon Ishtar werd genoemd. Haar mannelijke volgelingen geselden zichzelf op bepaalde dagen tot bloedens toe. Roofzuchtige uitheemse dieren die Cybele welgevallig waren, werden vertroeteld en verwend. Soms waren er, onder het toeziend oog van het beeld van de godin, explosieve feesten, begeleid door opzwepende muziek, wijn en toverformules in een mist van wierook uit Zuid Arabië.

Schemerdonker

Het mooiste museum van Vienne is te vinden in een stokoude kerk – de Saint Pierre – die na alle vernielingen tijdens de Franse revolutie een andere bestemming heeft gekregen. In het schemerdonker van de met rondbogen overdekte ruimte vinden we kwasi-achteloos een keur aan Romeinse en Griekse beelden, tegels, sarkofagen, mozaïeken en vaatwerk. De kerk zelf verraadt niet veel meer van haar bewogen geschiedenis. Daarvoor is er teveel gesloopt. Tijdens de middeleeuwen was Vienne het religieuze centrum van de streek. Monniken kwamen hier en gingen, de ene orde volgde de andere op. Bischoppen verwierven macht en aanzien en werden vervolgens afgezet, gekerkerd of vermoord, twisten sloegen diepe wonden over en weer. Op veel plekken in Vienne lijkt al die historie nog een beetje uit de natuurstenen muren te wasemen.

Rakelings

Eén ding is jammer. Vienne wordt nog altijd gescheiden van de majesteitelijk blauwe Rhône door een verkeersweg. Al zijn de files van vroeger nu voltooid verleden tijd, je moet nu eens te meer op je tellen passen wanneer je een sprint trekt om het nauwe trottoir langs de linkeroever te bereiken. Een smalle gietijzeren hangbrug voor voetgangers verbindt de oude stad met de minder dicht bebouwde overzijde waar ook nog velden vol archeologische overblijfselen uit de romeinse tijd liggen. Omkijkend op het magere trottoir kun je zien hoe prachtig het Centre Ville met de kathedraal afsteekt tegen de hoge groene heuvels met donkere cypressen en fraaie villa’s. Terwijl je van het uitzicht geniet, trekken de voitures en camions met hoge snelheid rakelings langs je heen.

=============================================================

Afbeeldingen

============

1, 2, 3, 4: Het hart van Vienne wordt gevormd door de kathedraal St. Maurice, die fraai afsteekt tegen de omliggende huizen en de steile heuvels daarachter.

5: De gevel van de merendeels gotische kathedraal is mischien geen toppunt van bouwkundige verfijning, maar toch is zij sfeervol en aantrekkelijk.

6, 7: Een sierlijke hangbrug verbindt Vienne met de rechteroever van de Rhône waar nog velden vol overblijfselen uit de romeinse tijd te vinden zijn.

8: De boulevards van Vienne verraden de nabijheid van de Provence dankzij hun vele terrasjes en schaduwrijke platanen.

9 t/m 14: De tempel van Augustus en Livia heeft vrijwel ongeschonden tweeduizend jaar geschiedenis overleefd en staat nu temidden van een intens frans plein.

15, 16, 16a: De oude muren van de middeleeuwse St. Pierre. Als stenen eens konden spreken!

17, 18: Romeinse beelden in het museum St. Pierre.

19, 20: De romaanse toren van de St. Pierre, waar thans het museum vol romeinse opgravingen is gehuisvest.

21 t/m 24: Het Parc de Cybèle, waar de oude Galliërs een orakelplaats onderhielden en waar in de romeinse tijd priesteressen extatische dansen uitvoerden ter ere van de godin Cybele.

25: Oude stenen en muren van de voormalige tempel van Cybele.

=============================================================

Wat mij betreft hebben de voorkeur: Afb. 1 of 4, 6 of 7, 9, 12, 13, 14 en 21 of 23.

Mochten er problemen wijzen met het beeldmateriaal, dan heb ik nog meer dia’s in voorraad.

Met vriendelijke groet,

De aaibaarheidsfactor van oud speelgoed Mark Mastenbroek

Wie meent dat op antiekveilingen alleen kostbare schilderijen en oude meubelstukken van de hand gaan, kon zich wel eens vergissen. Antiquair Jan Pieter Glerum, bekend als presentator van het Trosprogramma Eenmaal Andermaal, trok de stoute schoenen aan en begon naast het ‘grote werk’ met het veilen van bijna-antiek speelgoed. Het bleek geen verkeerde gok. Bovendien komt er een allervriendelijkst soort gepassioneerden af op heel speciale categorieën speelgoed. Het is een wereld op zich, waar soms fantastische bedragen worden neergeteld voor die éne blikken stoomboot op schaal uit 1928. Maar ook die haast ontroerende camionnette in schaal 1 op 10 van Citroën uit 1925 gooit hoge ogen.

============================================================

Buiten Eenmaal Andermaal treedt Jan Pieter Glerum (1941) regelmatig op als deskundige in de uitzending Tussen Kunst en Kitsch. Hij is dus een van die specialisten die een onaanzienlijk object uit uw berghok in een felbegeerde trofee kan omtoveren. En andersom. Na 15 jaar voor Sotheby’s gewerkt te hebben, besloot hij, nu bijna zes jaar geleden, om in ’s Gravenhage en Amsterdam een eigen veilinghuis op te zetten. In zijn twee riante panden vinden we vooral schilderijen en meubelstukken. Prijzen? Er zijn doeken die naar verwachting enkele honderden guldens opbrengen, maar er zijn ook portretten en boomgroepen waarvan de basisprijs ruimschoots over de ton mag schieten.

Wat veilinghuis Glerum uniek maakt is, dat de eigenaar zich niet beperkt tot wat wij doorgaans onder antiek verstaan. Hij waagde zich in het verleden reeds enkele malen aan camera’s, nautica (tijdens de Sail-manifestatie), aan design en aan speelgoed. Over dat laatste gaat ons gesprek. Hoort speelgoed wel thuis in een gerenommeerde antiekzaak?

Hebzucht

Jan Pieter Glerum: ‘Een nieuwtje verspreidt zich snel. Langzamerhand gaan meer mensen vermoeden, dat zij op hun zolder of in de kelder een goudmijn aan antiek speelgoed hebben liggen. Met een beetje informatie her en der komen ze mij op het spoor en bellen dan op, met soms bij voorbaat al de nodige dollartekens in de ogen. Laatst kreeg ik een meneer aan de lijn die meldde dat hij een Märklinlokomotief uit 1931 had liggen. Wat hij beschreef was de beroemde krokodilloc van de Zwitserse spoorwegen. En dan te weten, dat een krokodilloc van spoor 1 al gauw 40.000 gulden opbrengt. Bij spoorbreedte 2 is dat ruim het dubbele. Mij werd verzekerd dat het een exemplaar van spoor 2 betrof, dus ik rij per omgaande naar Den Helder. Wat bleek? Het was spoor 0. En ja, dan praat je over hooguit 1200 gulden en zo werd iedereen uiteindelijk op milde wijze gestraft voor zijn hebzucht.’

Jouets Citroën

Het bouwjaar 1945 vormt de scheidslijn tussen speelgoed verzamelen uit jeugdsentiment en kwasi-antiek. Voor Dinky Toys en dergelijke bestaan, verspreid over het land, allerlei winkeltjes waar de hobbyist kan kijken, ruilen en vergelijken. Een topstuk betekent dáár in het uiterste geval dat je enkele honderden guldens kwijt bent. Speelgoed uit de jaren vóór de tweede wereldoorlog levert een heel ander verhaal op. De hoogtepunten worden hier gevormd door blikken autootjes uit Japan, de eveneens blikken ‘penny-toys’ uit Engeland, de Märklintreinen en… de Jouets van Citroën.

Leuk volk

Jan Pieter Glerum: ‘Op speelgoedveilingen tref je een apart wereldje. Iedereen die daar komt, heeft een diepe emotionele band met een heel specifiek soort speelgoed. De tinnen soldaatjes bijvoorbeeld trekken om te beginnen alleen maar manvolk. Maar het is een herkenbaar type. Snor, blazer en als het even kan een ‘regimental tie’. Liefhebberen in oude robotjes doen vooral jonge techneuten. Treinen en vroege speelgoedauto’s trekken over het algemeen weer iets ouderen; de Beatle-generatie, zal ik maar zeggen. Dat een veiling van oude poppen alleen vrouwen trekt, zal niemand verbazen. Maar ook dan komt de cliëntele uit alle lagen van de bevolking. Als vaste klant heb ik zowel een verwarmingsmonteur uit Oud-West als een tandarts uit Amstelveen. Het is leuk volk, want dit soort fanaten zijn de aardigste mensen die er bestaan.’

Mamma, pappa, Citroën

In 1923 verklaarde André Citroën dat wat hem betrof de eerste drie woorden uit het vocabulaire van onze kinderen dienden te luiden: Mamma, pappa en… Citroën. Een jaar eerder had hij met vooruitziende blik het licht op groen gezet voor een ongewoon project: de productie van modelspeelgoed. Met hetzelfde gevoel voor publiciteit waarmee hij in die dagen de Eiffeltoren zou voorzien van miljoenen gloeilampen die zijn merknaam over nachtelijk Parijs uitstraalden, meende André Citroën dat je met miniatuurproducten verschillende vliegen in één klap slaat. Mits ze aan de hoogste normen voldoen. Om te beginnen zijn het begerenswaardige objecten, niet alleen voor zoonlief, maar ook voor de sier. Vervolgens zouden de fraai gelakte schaalmodellen van het merk met de Double Chevron hun jeugdige eigenaars zo’n tien, vijftien jaar later best wel eens over de drempel van een echte showroom kunnen trekken. Tenslotte verleenden de verfijnde detaillering en de fraaie afwerking de producten van Jouets Citroën een niet te onderschatten uitstraling op ooms, vaders en grootvaders. De aaibaarheidsfactor van het vooroorlogse speelgoed van Citroën wordt nog steeds zeer hoog aangeslagen. Zeker wanneer de oorspronkelijke doos nog aanwezig is, leveren diverse kleine Citroëns astronomische bedragen op. Aan een scenario waarin zijn miniatuurproducten een glansrol op antiekveilingen zouden vervullen, heeft André Citroën vast niet gedacht.

========================

Bijschrift bij mijn foto

Jan Pieter Glerum met het chassis van een zelfbouwbouwmodel op schaal 1 : 10 van een Citroën B 14 uit 1927.