Deze kundige schilder, uitzonderlijke keramist, vrijbuiter en creatief therapeut die meer dan zestig jaar lang onze vriend was, ontviel ons op de ochtend van 15 december 2005 in het VU Medisch Centrum te Amsterdam op de leeftijd van 87 jaar. Hij werd omringd door medemensen – in dit geval de professionals van het ziekenhuis – bij wie hij als altijd een speciaal plekje in het hart had veroverd. Hij overleed conform zijn levensinstelling, oog in oog met de werkelijkheid, met af en toe een kwinkslag of een gevatte reactie, ook wel benieuwd naar wat er eventueel achter de grens van dood en leven te ervaren zou zijn. Hoewel veelzijdig begaafd, heeft hij nooit met zijn kunstwerken te koop gelopen. Zijn gehele leven was hij solitair, maar tegelijkertijd was hij iemand die met zijn gevoelige medemenselijkheid, gevatheid en humor direct alle harten veroverde. Zijn passie lag bij de laatmiddeleeuwse muziek en de romaanse kerkbouw. Eigenlijk was hij een monnik, die buiten de tijd van religieuze devotie terecht was gekomen. In 1952 vertrok hij op de fiets, eerst naar de Spaanse grens. Toen hij daar niet mocht passeren vanwege een of andere futiliteit, zette hij koers naar Italië. In zijn eentje, slapend onder bruggen of onder geparkeerde vrachtwagens. Toen hij in Milaan werd bestolen fietste hij dat hele eind weer terug. Al die maanden scoorde hij niet één lekke band. Aanpassen aan het burgerlijke Hollandse levensritme viel hem na thuiskomst zwaar.
Onlangs vond ik op het net een fragment uit een biografie van Walter Pitman over de bekende dirigent van het Toronto Symphony Orchestra, Victor Feldbrill. Hij was met zijn Canadese legereenheid ingekwartierd in een hotel in het centrum van Amsterdam in Juli 1945. Zijn ontmoeting met Sjert Kuit tekent mijn vriend ten voeten uit. Voor Victor was dit de aanleiding tot een reeks vriendschappen, met Sjert, maar ook met enkele jonge kunstenaars die met hem een atelier deelden:
Victor had arrived in Amsterdam in the midst of a heat wave. It was 2.00 a.m. Victor could not sleep. He arose and made his way to the open window. Suddenly, Victor heard a familiar tune whistled by a passerby in the street below. It was a theme from J.S.Bachs concerto for two violins and orchestra, a masterpiece that Victor had played many times. As the whistler, a visual artist by the name of Sjert Kuit, tired of his informal performing, Victor took up the tune and whistled back the remaining bars of the Bach theme into the night air of the great city. The individual peered up through the darkness of the summer night to see the person who had been his audience and now had become his musical collegue. Victor, sitting on the window ledge, accepted the invitation to descend to the street in order to meet and chat in a more intimate setting.