Curriculum Vitae Mark Mastenbroek. Geboren ben ik op 22 december 1944. Maar pas in 1951 werd onthuld hoe rakelings we toen langs de afgrond zijn gevlogen.

1951. De loodgrijze regen zorgde, hoewel fijn van druppel, dat je reeds na enkele passen tot op het bot doorweekt raakte. De Zomerdijkstraat beneden was dan ook akelig verlaten. De stemming was loom. We woonden op de hoogste verdieping van het zogenaamde artiestenblok, een voor die tijd vernieuwend zakelijk pand met aan de noordzijde ateliers. Omdat de omringende woonblokken lager waren, keken wij ruimschoots uit over de platte daken naar de Amstel en het grasland waar kletsnatte pony’s graasden.

Mary, mijn moeder, deed iets in het atelier, ik zat in mijn kamertje op de vensterbank. Jaap, mijn wettige vader, werkte als jurist op het kantoor van de Ziekenfondsraad waar hij handelingen verrichte waar Mary en ik niets van begrepen.

Uit het niets werd er aangebeld. Vreemd, want op het trottoir beneden had ik niemand zien aankomen. Ik hoorde Mary het trapje van het atelier oplopen en naar ons piepkleine keukentje gaan. Dat betekende dat zij het tuimelraam van de keuken moest openduwen en het bovenlichaam een stuk naar buiten reiken om te zien wie daar stond. We verwachtten niemand, maar tegelijkertijd was zo’n gebeurtenis ook niet ongewoon. Niemand in het blok had nog een telefoon. Wanneer er echt dringend naar ons gebeld moest worden diende men het nummer te draaien van de fietsenmaker aan de overkant, waarna deze hinkend (hij had een enigszins piepend kunstbeen) uit zijn duistere nering tevoorschijn kwam en naar boven schreeuwde. Wie ons spontaan wilde bezoeken moest op goed geluk aanbellen.

Beneden stond Laurens Bleeker. Wie? We wisten nauwelijks nog wie dat was. Ik had hem enkele jaren geleden vluchtig gezien toen Mary en ik op een zonnige dag bij hem een kort bezoekje aflegden in zijn woning aan de Keizersgracht. Ik had bij die gelegenheid voornamelijk uit het raam gehangen om te kijken naar het verkeer dat schuin onder mij door de Leidsestraat trok.

Mary drukte op de knop die beneden de deur met een navrante zoemtoon opende. De gast moest vervolgens 73 treden beklimmen. In dit geval duurde dat best lang voordat een vale, in een grijze regenjas gehulde nadruipende heer met een groot kalend hoofd in ons gangetje verscheen.

Laurens Bleeker was kunstschilder en glazenier. Een bekend werk van zijn hand was een glas-in-loodraam met de voorstelling van Michaël die de draak verslaat. Het werd in 1942 geplaatst in een groot katholiek gebouwencomplex in Sint Michielsgestel. Die draak stond volgens Bleeker symbool voor Nazi-Duitsland. Het was de draak die volgens het boek Openbaringen Maria met haar ongeboren kind belaagde. Halverwege de oorlog had hij overigens het katholicisme waarin hij was opgevoed, afgezworen en werd een prominent lid van het communistische verzet in Amsterdam.

Tijdens de tweede helft van de oorlogsjaren maakte Laurens Bleeker deel uit van Mary’s vriendenkring. Afgezien van dat ene bezoekje aan de Keizersgracht had zij hem na de bevrijding nooit meer gezien. Het leek aannemelijk dat het minimaliseren van deze relatie van Mary was uitgegaan. Het leek niet onwaarschijnlijk dat Bleeker op meer toenadering had gehoopt.

Ondertussen – terug in 1951 – verdwenen Mary en Laurens Bleeker naar het atelier en trok ik me terug op mijn uitzichtpost. Maar sneller dan ik verwacht had, vertrok onze gast weer. Er waarde een sluier van stilte om hen heen. Voetstappen leken de vloer nauwelijks te raken.

Ditmaal zag ik hem wel over het trottoir beneden lopen. Hij liep langzaam, met gebogen hoofd en de regen liet hij zonder tegenmaatregelen over zijn schedel en regenjas vloeien. Mary kwam uit het atelier tevoorschijn en, van achter mijn raam keken wij samen naar deze vertrekkende man. “Ach!” riep Mary uit, “Ik heb hem niet eens een kopje koffie gegeven.” In haar stem klonk een aanstormend schuldbewustzijn door. Tijdens de komende jaren zou ik stukje bij beetje te horen krijgen wat Laurens Bleeker die dag in 1951 was komen doen.

Zoals eerder gemeld maakte Laurens Bleeker deel uit van een communistische verzetsgroep. Eén deelnemer van die groep werkte undercover in de postkamer van het hoofdkantoor van de SS. En in die functie kreeg hij op een zekere dag in 1944 een brief onder ogen. Een brief waarin Bleeker werd verraden. De brief werd onderschept en in de ijlings belegde vergadering van de verzetsgroep getoond. De dringende vraag luidde nu: wie is de schrijver.

Niemand had ook maar het flauwste vermoeden wie deze brief geschreven zou kunnen hebben. Maar de tijd drong want de schrijver zou wellicht na enkele dagen argwaan krijgen en bij de SS vragen wat er met zijn brief was gedaan. De enig mogelijke strategie leek tenslotte het raadplegen van een helderziende. Nu, die kwam. Om zijn taak goed uit te voeren stelde de helderziende voor, dat Bleeker alle schilderijen die in zijn atelier stonden zou omkeren, zodat alleen de achterkanten zichtbaar zouden zijn. Het schilderij dat hij vervolgens zou aanwijzen, zou het antwoord geven op hun vraag.

Zo gezegd, zo gedaan. De doeken stonden op de grond met hun afbeelding gericht naar de muur en dus niet zichtbaar. De helderziende liep het atelier binnen en beende direct op een schilderij af en wees het aan zonder enige aarzeling. Het doek werd omgedraaid. Het was een portret dat Bleeker van Mary vervaardigd had. Bleeker: “Dat kan niet waar zijn!” De helderziende: “Geen twijfel mogelijk.”

Bleeker bleef hardnekkig in zijn oordeel. Want vanuit het belang van de cel was het evident dat Mary zou moeten worden geëxecuteerd, anders ging de hele verzetsgroep eraan. Maar Mary was zwanger. Van mij. Dat laatste was de reden dat de leden van de verzetsgroep tenslotte mokkend instemden met een week respijt. Als binnen een week de briefschrijver niet gevonden zou worden, zou Mary worden omgebracht.

Het vinden van de ware briefschrijver was een onbegonnen opgave. Nergens was ook maar enige aanwijzing, of ook maar enig gerucht dat licht zou kunnen werpen op deze zaak. Het was de laatste dag van de week respijt. Die ochtend moest Bleeker zijn dagelijkse boodschappen doen. Ik weet niet meer of hij een slagerij of een groentewinkel binnenliep. Maar wel dat hij, opmerkzaam als hij was, daar op de grond een ietwat verpieterd boodschappenbriefje zag liggen. Hij raapte het op om aan de winkelier te overhandigen, maar aarzelde. Want het handschrift kwam hem opeens bekend voor. Bepaalde letters eindigden in een uniek soort curve. Waar had hij dat eerder gezien?

In de brief. Geen twijfel mogelijk. Hij liet het smoezelig geworden papiertje aan de winkelier zien en vroeg bij wie dat boodschappenlijstje hoorde. Het was zijn naaste buurman, van wie hij dit wel het allerminste had verwacht. Nog dezelfde dag werd de briefschrijver die hem verraden had, geliquideerd. En was Mary gered. En kon ik geboren worden.

Dit verhaal heb ik uiteraard vele malen gehoord. Want Mary was er vol van. Eénmaal opperde ik dat die helderziende zich toch wel ernstig had vergist, met mogelijk fatale gevolgen. Mary reageerde peinzend en meldde dat dit toch niet helemaal juist was. Want zij herinnerde zich opeens dat zij ooit tijdens een discussie over geloof en atheïsme Bleeker met veel emotie en overtuigingskracht had toegebeten dat zij hem zou kunnen vermoorden vanwege zijn cynische, van God losgeraakte communistische standpunt.

Maar het verhaal was nog niet afgerond. Want Bleeker heeft nooit ook maar enige hint, ook maar enige suggestie hieromtrent afgegeven aan Mary. Hij wilde op geen enkele manier de positie innemen waarin hij toch maar haar leven en het leven van haar kind gered had. De reden dat hij nu na zo vele jaren die dag in 1951 zo plotseling voor onze deur stond en alsnog openheid van zaken gaf, hing samen met zijn naderende levenseinde. Hij had kanker. En zijn levensverwachting was geteld in dagen, hooguit in weken.

Veel eerder dan verwacht werd er opnieuw aan onze beneden deur gebeld. Het was een bondgenoot van Bleeker. Bleeker, zo meldde hij, lag opgebaard in het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis. Hij ging hem bezoeken. Misschien wilde Mary wel mee. Mary was ontzet. Zij had een gebaar van dankbaarheid, van verzoening willen maken, maar was nu dus te laat. En zo kwam het dat ik, achterin de auto van de vriend van Bleeker buiten het ziekenhuis wachtte tot Mary en haar begeleider weer terug zouden komen van hun bezoek aan de gestorvene. Eenmaal terug in de auto werd het ons eens te meer duidelijk hoezeer Laurens Bleeker zijn levensreddende actie nooit in zijn voordeel had benut. En het werd eens te meer schrijnend dat hij tijdens zijn laatste bezoek aan Mary nog geen kopje koffie had genoten en vervolgens naar de tramhalte in de Rijnstraat liep in de dichte fijne, treurige regen.

Mark Mastenbroek

Scholier

Mark Mirand

-1953. Min of meer als probleemgeval aangemeld bij de Geert Groote School te Amsterdam. In het openbaar onderwijs weigerde ik op zeker ogenblik nog iets uit te voeren. Waarom? Was het de troosteloosheid van de straten waarin we af en toe in rotten van vier uit wandelen werden gestuurd onder het zingen van liederen als: Eén, twee, drie, vier vijf zes, zéven! Zo gaat die goed! Zo gaat die beter, alwéér een kilometer! Iets dergelijks moet mijn obstructie wakkergeschud hebben, denk ik nu. De overgang naar de ‘Geert Gekke School’ (toen meewarig gadegeslagen door de ouders van mijn vriendjes die later natuurlijk allemaal naar het gymnasium moesten) viel aanvankelijk niet mee. Ik vond de sfeer burgerlijkmark scholier. Jongens die naast meisjes gingen zitten waren ‘gek’, bijvoorbeeld. Toch ontdooide ik langzaam. Terwijl mijn vriendjes met dikke tassen vol huiswerk rondliepen, zong ik franse liedjes, deed euritmie, speelde op de terugweg van school naar huis melodietjes op de blokfluit voor de chauffeur van bus E, was ’s middags vrij en werd derhalve enkele malen staande gehouden door een politieagent per rijwiel: Zo borst, wat doe jij daar? Moet jij niet naar school? Eénmaal moest ik mee naar het bureau. De directie van de ten burele geheel onbekende school die zoiets uitzinnigs deed als kinderen níet van negen tot twaalf en van twee tot vier in de banken houden, werd gebeld. Tot overmaat van ramp hád die school helemaal geen directeur, want daar waren ze ’tegen’. Nagestaard door een ploegje hoofdschuddende dienders met neergetrokken mondhoeken, in hun hart overtuigd dat ze voor het lapje waren gehouden, werd ik tenslotte uitgeleide gedaan uit het bureau en kon mijn vrijheid weer tegemoetlopen. Een vrijheid die op de een of andere manier niet meer zo onbekommerd aanvoelde als tevoren.

markjump-1958-1966 oprichter/schrijver literair tijdschrift HSP.

-1961-1964 tijdens vakanties met enige regelmaat werkzaam in verpleging en bezigheidstherapie van psychiatrisch ziekenhuis Sinaï Centrum te Amersfoort.

-1963 eindgetuigschrift Vrije School te Amsterdam.

-1964 staatsexamen HBS-B.

-Daarna: Arts. Néé; dat wil zeggen dat ik het volgehouden heb om liefst twee weken aan de faculteit geneeskunde van de VU medicijnen te studeren. Zo snel werd duidelijk dat ik niet bestand was tegen de massaliteit, de dodelijke scheikundeproefjes… Kortom: foute keuze. Ontgoocheld droop ik af. Gezichtsverlies, nederlaag. Dan maar de overgave aan het onvermijdelijke dat boven mijn toekomst hing: de dienstplicht. In die jaren viel over weigeren niet te denken. Misschien was het na een veilige, door goede zorg omhulde schooltijd ook wel een uitdaging.

Militair

mark militair-1965-1967 dienstplicht. Ik weet nog goed dat tijdens het eerste appèl onze namen werden afgeroepen. Op een troosteloze binnenplaats van een kazerne in Tilburg, temidden van honderden pelotonsgewijs opgestelde leeftijdgenoten, kaatste ook mijn naam onbarmhartig tussen de bakstenen muren. ‘Present!’ brulde ik plichtsgetrouw terug en dacht: nu word ik geboren. Alle kracht die ik bezat en méér had ik nodig om in die eerste maanden overeind te blijven en niet te laten merken hoezeer ik het uit mijn tenen moest halen om te overleven. Naïef genoeg was ik aanvankelijk overtuigd linea recta in de officiersopleiding te belanden (300 gegadigden, acht plaatsen). De tweede ontgoocheling na mijn mislukking als arts betrof het feit dat ik ‘slechts’ onderofficier zou worden. Hoewel ik met angst en beven aan het militaire avontuur begon, wilde ik, eenmaal binnen de muren van de kazerne, toch hoog inzetten. Vergeefs! Ik zou het niet verder schoppen dan tot sergeant. Toch kreeg ik geleidelijk een beetje greep op de zaak. Na een opleiding, rijvaardigheidstraining (rijbewijs B-C-D-E) werd ik ‘effectief’ als sergeant-transportcommandant bij de Zware Transportcompagnie 829 T te Vught. Taak: het begeleiden en op schema doen uitvoeren van complexe vervoersopdrachten met gemiddeld een tiental zware vrachtwagencombinaties, het leiden van colonnes en het opleiden van chauffeurs.

-Daarna: Architect. Jaja. We spreken hier over een vier maanden volgehouden studie bouwkunde aan de HTS te Amsterdam. Ook hier bleek al snel dat dit niet de juiste keuze was. Ik werd er ook wel een beetje mismoedig van. Wat moest ik doen in het leven? Waarheen? Hoewel ik als ex HBS-b-er de stof van een HTS ruimschoots zou kunnen ‘hebben’, scoorde ik de ene drie na de andere.

Therapeut

1967-1970 groepstherapeut aan het Sinaï Centrum te Amersfoort. De plek waar ik als scholier al vakantiewerk had verricht. Het werk zelf was aangrijpend, de verschillende patiënten (toen heette een patiënt nog gewoon patiënt en geen cliënt of gast) openbaarden een aspect van de werkelijkheid dat in zijn eindeloos gevarieerde tragiek en onrechtvaardigheid de eigen nietige zorgen deed verstommen. Taakstelling: coachen van een twaalftal tijdelijk opgenomen cliënten met in het algemeen als ‘neurotisch’ omschreven problematieken (o.a. eerste en tweede generatie oorlogsslachtoffers en verslaafden) via groepsgesprekken en creatief-therapeutische mogelijkheden. Een non-directief-aanmoedigende strategie (Rogers) was gericht op het versterken van zelfwerkzaamheid, eigen verantwoordelijkheid en zelfvertrouwen. Als ik niet een enorme hoeveelheid stennis had veroorzaakt (therapeuten tot actie aangezet, vakbond erbij) omdat er in mijn jeugdige, ietwat heethoofdige ogen schrijnende onrechtvaardigheden aan de orde van de dag waren in onze werksituatie, dan was ik nu nog in het Sinaï-Centrum werkzaam geweest. De sfeer was echter zodanig dat ik als aanstichter van een brede sociale actie de eer aan mijzelf moest houden en vertrekken. Toevallig kwam ik tijdens een excursie naar het Centraal Museum te Utrecht met enkele patiënten, een leraar van mijn oude school tegen, die meldde dat de handenarbeidleraar aldaar van plan was te vertrekken.

Daarnaast:

-Studie aan de Academie voor Beeldende Vorming te Amersfoort in avondopleiding voor het vak Handenarbeid. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen: ik had werkelijk niets met het vak handenarbeid! Ik was er niet bijzonder begaafd in, had een hekel aan die lokalen met houtkrullen vol doe-het-zelvers, maar ja, je moest toch iets. In Amersfoort was dit de enige opleiding die enig perspectief bood. Pas later heb ik het vak leren waarderen. Als lesgever wel te verstaan. Zelf houd ik mijn handen liefst schoon en droog. De echte ontdekking tijdens die studie was de kennismaking met het vak kunstgeschiedenis.

-1975 Diploma Voortgezette Studie Handenarbeid. Onderwijsbevoegdheid op eerstegraadsnivo voor het vak Handvaardigheid en, daaraan verbonden, het vak Kunstgeschiedenis.

Leraar

-1970-1987 leraar aan de Vrije Scholengemeenschap Geert Groote te Amsterdam (thans Geert Groote College Amsterdam) doorgaans in een volledige betrekking. Aanvankelijk wist ik niet wat me overkwam. Tijdens vergaderingen vroeg ik me telkens af waar die mensen het in hemelsnaam over hádden! Bovendien had ik in de kliniek net een beetje geleerd om verantwoordelijkheden uit handen te geven. Hier moest ik in ieder detail de verantwoordelijkheid juist pakken, zorgen dat de dingen liepen zoals ík dat wilde. Een hele overgang. Onderwijs in Handvaardigheid, Kunstgeschiedenis en Bouwkunst. Tevens klassenmentor. Incidenteel lessen in Algemene Technische Oriëntatie, Geografie, Nederlands (poëzie, journalistiek) en Filosofie.

-Verder via taakeenheden betrokken bij pedagogisch beleid, personeelszaken en de Middenschool. Voor de Middenschool leerplanbeschrijvingen voor de vakken Handenarbeid en Kunstgeschiedenis.

-Sinds 1979 examendocent voor Handenarbeid/Kunstgeschiedenis voor het Havo en sinds 1989 voor het VWO.

-Sinds 1980 betrokken bij de organisatie, invulling en begeleiding van kunstreizen naar Rome, Florence en Parijs voor leerlingen van de bovenbouw.

Daarnaast:

MarkKunstreis-Artikelen in tijdschrift Jonas, Vrije Opvoedkunst, Archithese (CH) en Stil (BRD) over kunst, cultuur en onderwijs.

-Van 1985-1987 in redactie van Vrije Opvoedkunst.

-Met enige regelmaat houden van voordrachtencycli over kunstgeschiedenis te Amsterdam, Haarlem, Hilversum, Driebergen, Den Haag, Antwerpen, Florence.

-Incidenteel geven van lessen Bouwkunst en Moderne Kunst aan de Rudolf Steiner School te Haarlem. Aan diezelfde school cursussen Architectuur-beschouwing voor volwassenen.

-Tevens enkele gastcolleges Pedagogiek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

-Van 1984-1987 kunst- en cultuurbeschouwing aan de kunstacademie Ruudt Wackers te Amsterdam voor studenten van het 1e t/m 4e jaar. De eerste jaren van deze nieuwe kunstacademie waren inspirerend en hectisch tegelijk. Dankzij Wackers’ belangstelling voor mijn manier van lesgeven aan de vrijeschool, had ik de vrije hand om naast kunstgeschiedenis ook mensbeelden, stromingen en temperamenten te behandelen.

Redacteur

mark redacteur-1987-1990 werkzaam als redacteur cultuur bij het veertiendaagse opinietijdschrift Jonas te Amsterdam. Ja, opeens was ik weg van de school. Binnen een minuut had ik besloten dat mijn werk aldaar tot routine was geworden en sprong ik in het ongewisse. Iedereen riep: Je pensioen!, Je pensioen! Waar begin je aan? Dat ik uiteindelijk toch met een klein lijntje aan de school (en dus het pensioen) verbonden zou blijven, wist ik toen nog niet. Tijdens mijn eerste dag als lid van de redactie plaatste ik mijn bureau in de erker van ons fraaie pand aan de Weteringschans, zodat ik al werkend goed naarbuiten kon kijken en zien wat er allemaal voorbijkwam. Na een paar uur diende zich toch wel enige zorg aan. Wat, en waar was eigenlijk mijn werk? Hoe zat dat? Gelukkig wist de hoofdredacteur mijn verontrusting een poosje weg te werken met de tekst: ‘Weet je wat jij moet doen, Mark, jij moet leren nietsdoen! Jij bent op die school helemaal afgericht op werk, op aktiviteit. Jij gaat gewoon een beetje rondlopen, stapt eens een museum of galerie binnen, drinkt ergens een kopje koffie en dan zien we wel.’ -‘Maar’, wierp ik tegen, de werktijden waren immers van negen tot zes? Dát is mij bij aanname verteld!’ De hoofdredacteur maakte ook aan die twijfel resoluut een einde: ‘Gelul! Hier gaat het niet om werktijden, maar om de kwaliteit van het product.’ Naast het ontwikkelen van redactioneel beleid bestond mijn taakstelling uit het verzorgen en grotendeels zelf schrijven van een constante stroom artikelen op het gebied van kunst en cultuur. Het betrof voor het merendeel beschouwingen over tentoonstellingen van beeldende kunst in musea binnen en buiten Nederland, maar ook artikelen over manifestaties als de Biënnale te Venetië en het Van Gogh-jaar. Hoewel de vraag bleef of er eigenlijk wel een echte volle baan voor mij was bij dat tijdschrift, doorleefde ik toch een sprankelende episode. Hier en daar werd mijn journalistieke werk in andere media geciteerd, zoals in het Bulletin van het Stedelijk Museum te Amsterdam naar aanleiding van een artikel over de expositie van Malevich.

Mark70Glass-Tevens schreef ik artikelen over literatuur, bouwkunst, reisbestemmingen in mediterrane gebieden en interviews (o.a. Erica Terpstra, Rabbijn Soetendorp, Ton Alberts, Erich von Däniken). Reisde op uitnodiging van Yemenia Airways naar Jemen in verband met de tentoonstelling over dat land in het Tropenmuseum. Onderzocht in Engeland feiten en verdichtsels omtrent de bestseller The Spear of Destiny (in Nederland: de Lans van het Lot) van Trevor Ravenscroft. Het ging daarbij om relaties van de centrale figuur uit het boek met Sir Winston Churchill, Adolf Hitler en Koning Leopold van België en om betrekkingen van de auteur met de keizerlijke familie van Perzië. Zocht en vond in Zweden sporen van de kunstenares Hilma af Klint. Haar op occulte wijze geïnspireerde abstracte werk (van omstreeks 1900) was in 1987 de verrassing van de expositie The Spiritual in Art in het Haags gemeentemuseum.

-In 1988 begon ik met de ontwikkeling van de afdeling Jonasreizen: het op commerciële basis organiseren en begeleiden van kunstreizen. Toch eigenlijk omdat ik doorgaans al tegen een uur of één, twee ’s middags klaar was met alles en dan, een tikje bevreemd nagestaard door stressig achter computers en telefoons ratelende collega’s, het pand verliet. Ik kon toch niet duurzaam halve dagen blijven nietsdoen! Naast dagexcursies naar exposities in Keulen (Rothko) en Brussel (Magritte) werden diverse reizen ondernomen naar Toscane, Parijs, Florence, Rome en Egypte. Het kon niet op. Er waren volle touringcars en soms lange wachtlijsten. Zowel inhoudelijk als financieel bleek Jonasreizen succesvol. Formule: groepsreizen waarbij de individuele reiziger niet opgaat in een collectief, maar na inleidingen in de bus en voordrachten in het hotel zelfstandig het dagprogramma bepaalt en eigen activiteiten ontplooit. In feite was dit dezelfde formule als met mijn leerlingen van het Geert Groote College. Ook met volwassenen bleek een opzet waarbij iedereen in kleine wisselende groepjes ervaringen opdoet en die dan op vaste ontmoetingspunten in de stad uitwisselt, te voldoen aan een behoefte. Op de terugreis konden de deelnemers desgewenst door de microfoon beschrijven welke ervaring voor hen de meest dierbare geweest was. Het leverde doorgaans een indrukwekkend boeket aan zeer verschillende door de reizigers beschreven hoogtepunten op.

Daarnaast:

mark Guide-Aan Vrije School en Montessorilyceum handenarbeid en kunstgeschiedenis voor 4/5 HAVO en 5/6 VWO.

-Eerste boek verschijnt April 1990 onder de titel ‘Toscaanse Miniaturen’ (Uitg. Vrij Geestesleven Zeist) en bevat literair-journalistieke beschrijvingen van steden, kunstwerken en historie. In diverse media over het algemeen enthousiast ontvangen. 5 Juni 1990 met ‘Toscaanse Miniaturen’ in ‘Uitgelezen’, een literair praatprogramma op BRT-televisie.

Leraar

-Na Aug. 1990 weer in volledige betrekking verbonden aan de Vrije Scholengemeenschap Geert Groote/Montessorilyceum (thans: Geert Groote College Amsterdam). Waarom? Jonas ging op een haar na failliet, ik werd als eerste ontslagen. Logisch, vooral achteraf bezien, natuurlijk. Zomaar op straat gezet worden is een ingrijpende ervaring, weet ik nu. Gelukkig kon mijn oude werkgever mij na enige vijven en zessen weer een volle betrekking bieden. Interessant genoeg was het effect van die drie jaar journalistiek, dat ik weer met plezier lesgaf en ook het overige schoolleven positief benaderde. Dat enthousiasme is tot op heden niet meer weggegaan. Ik gaf naast eerder genoemde onderwijstaken nu ook enkele leseenheden Wiskunde-A, tekstverwerken, psychologie en filosofie. Tevens klassenmentor en van Aug. ’92 tot Aug. ’98 lid van de personeelsgroep. Sinds 2000 coördinator CKV, met als voorlopige doelstelling de zaken zo lang mogelijk te houden zoals ze zijn. Pas wanneer de tweede fase echt is ingedaald en naar mijn verwachting: verzacht, kunnen wij een goed lopende cultuursectie omvormen tot CKV 2 en 3. Als coördinator ICT met behulp van enkele vaardige leerlingen sinds 1997 het gammele pc-netwerkje draaiende gehouden en begonnen met een leerplan voor tekstverwerking en multimedia. Nu bezit de school een uitgebreid pc-park. Als gevolg van contacten die in de tijd van het redacteurschap gelegd zijn, werd het examenwerk voor het vak handenarbeid voor Havo-Vwo van 1989 t/m 1999 driemaal per jaar tentoongesteld buiten de school, in de showroom van Citroën Amsterdam (Stadionplein) en in de centrale hal van het World Trade Center te Amsterdam. Eenmaal hebben we ook in de toen juist gereed gekomen nieuwbouw van de OBA geexposeerd. Dankzij de kwaliteit van het werk en het enthousiasme dat deze manifestaties omgeeft is er al enkele jaren geen school in Nederland die jaarlijks zoveel (tot ca. 90) eindexamenkandidaten voor het vak handvaardigheid/kunstgeschiedenis opleidt. Sinds 1997 is de fraaie nieuwbouw van het Geert Groote College Amsterdam (www.ggca.nl) het decor voor deze exposities. Sinds 1997 verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een nieuw einddocument voor de leerlingen die na klas twaalf de eigenlijke vrijeschoolopleiding verlaten. Doelstelling: het betrekken van de leerling bij vormgeving en inhoud van zijn document. Hoeksteen daarbij is een soort portfolio in boekvorm, waarin de leerling een aantal hoogtepunten uit zijn/haar schoolcarriëre scant en invoegt en tevens bijzondere verrichtingen door docenten of andere volwassenen (stages) laat beschrijven. Sinds 2003 is de essentie van dit nieuwe einddocument vrijescholen landelijk ingevoerd. Onderhandelingen over een internationale invoer liggen momenteel onder de hoede van de Bond voor Vrije Scholen.

Daarnaast:

-Voor tijdschrift Jonas verzorgen van een regelmatige stroom artikelen over kunst/cultuur en reizen.

-Het organiseren en begeleiden van kunstreizen naar Frankrijk, Italië en Egypte.

-Houden van voordrachten en cursussen (o.a. Amsterdam, Leiden, Arnhem, Bussum, Zeist, Zutphen).

-In ’90, ’91, ’98 en ’99 enkele leseenheden aan de Rudolf Steiner School te Haarlem.

-Feb.’91 verschijnt ‘Parijse Miniaturen'(Vrij Geestesleven Zeist).

-Maart ’91 verschijnt ‘Niemandsland’, een beschouwing over een schilderij van Mary Noothoven van Goor, uitgegeven als alternatieve geschenkuitgave bij de boekenweek. (Uitg. Caroussel, Amsterdam)

-December ’91 verschijnt ‘Rome in Miniaturen’ (Vrij Geestesleven Zeist.

-April ’92 verschijnt ‘Licht op Rembrandt’. (Vrij Geestesleven Zeist; Daarover geïnterviewd in Paravisie.)

-In 2002 worden hoofdstukken uit Toscaanse Miniaturen overgenomen in twee nieuwe uitgaven: Als een God in Toscane (Bruna, Utrecht) en Toscane, een Literaire Ontdekkingsreis (Het Spectrum-Davidsfonds, Leuven). Een deel uit Parijse Miniaturen werd opnieuw gepubliceerd in Als een God in Parijs (Bruna, Utrecht).

-In ’92 en ’93 enkele leseenheden kunstbeschouwing aan de Vrije Pedagogische Academie en een gastcollege aan de Vrije Hogeschool te Zeist.

-Van Maart ’93 t/m 1997 in elk nummer van het Citroën-magazine Dynamique (kwartaalblad) een artikel met eigen beeldmateriaal over een minder bekende stad of een onbekend hoogtepunt van kunst of cultuur in Frankrijk. Tot mijn vreugde nu als fotograaf op een serieus te nemen plek actief.

-Incidenteel opdrachten voor artikelen, reisfolders en specials (Eurocamp, Vrije Opvoedkunst, Motief, Triodos-magazine, Skepter, Ruim. En voor Jonas, dat sinds 1997 na een doorstart Jonas Magazine heet.).

-Herfst ’93, enkele gedichten in literair tijdschrift Ruim.

mark back-Sinds Maart ’94 tot 2001 op free-lancebasis artikelen in academisch weekblad Intermediair over kunst, cultuur, techniek en archeologie voor de katern Wetenschap en Techniek. Sinds Aug. 2000 ligt het journalistieke zwaartepunt bij tijdschrift Motief, als reisleider actief voor Brandaan Reizen te Arnhem.

-Medio 2006 ben ik begonnen aan het waagstuk van het schrijven van een vervolg op de twee romans van Mary Noothoven van Goor, mijn moeder. Waar de eerste twee boeken de hoofdfiguren in hun pubertijd en vervolgens in de opmaat van hun leven weergeven, zal dit derde deel hen uiteindelijk na een halve eeuw aantreffen tijdens de laatste periode waarin zij nog handelingsbekwaam zijn en de zich voor hun ogen voltrekkende ontknoping van het drama uit het verleden in alle scherpte waarnemen en beseffen. Het is een roman in briefvorm geworden. -Tussendoor ben ik gestart met een serie verhalen onder de titel ‘Joods Leed’. Veel van die verhalen zijn anekdotes uit de tijd dat ik werkte bij het Sinaï Centrum te Amersfoort. Want uit die periode valt een overdaad aan soms ronduit schokkende ervaringen onder woorden te brengen.

– Op 23 februari 2013 trouwde ik met Minoushka van den Berg die al sinds 1987 mijn levensgezellin was. Het was een eenvoudige ceremonie, bijgewoond door een groepje vrienden en na afloop lunchten we in een fin-de-siècle salonbootje op de Amsterdamse grachten.

MinoNice Huwelijk

-Mei 2013 en 2014 leidde ik een workshop poëzie in de Balie tijdens het festivalweekeind Logos.

-Op 7 december 2014 verscheen een bundel met gedichten van mijn hand, deels bij schilderijen van Mary Noothoven van Goor. Titel: Hoe Vader, word je weer een Vlinder? Uitgeverij: Zuider Amstel/Abraxas. Over die uitgave geïnterviewd door radio Amsterdam FM in de OBA.

-Mijn zeventigste verjaardag vierde ik op 20 december 2015 in de leraarskamer van het Geert Groote College. Ik had tevoren al mijn collega’s een exemplaar van mijn dichtbundel in het postvak gedeponeerd en tijdens die middag lazen collega’s, oud-klasgenoten, vrienden en een enkele leerling fragmenten uit die bundel voor en lichtten toe waarom dat fragment hen aansprak. Het was een aangrijpende bijeenkomst. Als besluit werd ik ten overstaan van de circa 60 aanwezigen geïnterviewd door Jacques Meulman, de schoolpsycholoog met wie Minoushka en ik een persoonlijke vriendschapsband onderhouden.

-Tot mijn eigen verrassing ben ik begonnen met schilderen en werk nu in een laag tempo aan een serie schilderijen naar aanleiding van teksten van de Duitse auteur Wolfgang Borchert. Op dit moment zijn vier schilderijen gereed. Tijdens de bijeenkomst voor mijn zeventigste verjaardag stonden de doeken van 100 bij 140 cm opgesteld (foto) en gaf ik met enige schroom een toelichting. Het eerste schilderij is een verbeelding van de tekst: Ich bin der Gott an den keiner mehr glaubt. Kinder! Meine Kinder! Het tweede schilderij is ontstaan naar aanleiding van de tekst: Zicke zacke juppheidi! Begraben ist die Infanterie, unterm Fussballplatz, unterm Fussballplatz! Het derde schilderij: gaat over de wind die een oude muur doet instorten waarbij vier mensen worden verpletterd waarna de onsterfelijke wind, die af en toe mild kan zijn, de zich schuldig voelende muur in een eeuwige slaap zingt. Het vierde schilderij gaat over de tekst: Wo ist Gott? – schreien die Granaten!
BorchertVier2

-Op 31 januari 2015 gaf ik in theater aan “t Spui te Den Haag een zogenaamd supercollege als opmaat voor een dansvoorstelling binnen het festival CaDance onder de titel: het hogere in het dagelijkse.

-In 2016 kwamen ook de laatste drie schilderijen gereed. Het vijfde toont een treinwagon van de Deutsche Reichsbahn in het ‘Weltbrantrot’ dat binnen het Derde Rijk gebruikelijk was. In die wagons – eigenlijk veewagens – werden de joden en andere ‘Untermenschen’ vervoerd naar de vernietigingskampen.

Het zesde schilderij is ontleend aan een verhaal waarin de gevangene zich in zijn dodencel geleidelijk overgeeft, identificeert met de Gute Dunkle Erde waarin hij op korte termijn zal worden opgenomen.

Het zevende schilderij – Hundeblume – is het enige doek waar iets van hoop wordt gepresenteerd. De ter dood veroordeelde ontwaart op de onbarmhartige luchtplaats waar hij dagelijks een paar rondjes mag lopen, een onaanzienlijke paardenbloem. Met gevaar voor eigen leven plukt hij dit onschuldige teken, dit verre symbool van de zon. In zijn cel, in een blikken drinkbeker, wordt deze bloem tot een beeld van hoe hij straks na zijn executie hoopt te worden: Als zij; werden wie du, te worden als een kleine stralende zon.

De hele reeks van zeven schilderijen is te zien onder de kop ‘schilderijen’ op het menu hiernaast, (boven rechts).

Dit schooljaar is het aantal lessen aan het Geert Groote College fors teruggelopen. Juist op het moment dat ik hieraan begon te wennen, kwam er een dringende vraag uit het Rudolf Steiner College te Haarlem. Hun dierbare collega kunstgeschiedenis was totaal onverwacht overleden in de zomervakantie en of ik zijn periodes zou willen vervangen.

Het was een vraag waarop je geen nee kunt en wilt zeggen, dus geef ik inmiddels vrijwel het gehele schooljaar periode aan meestal vriendelijke, hartelijke leerlingen te Haarlem, een school die ik al vanaf de jaren 70 ken.

Ondertussen ben ik in september 2017 begonnen met een opleiding tot biografisch coach aan het Instituut voor Biografiek te Driebergen. Een spannende onderneming die een voortzetting lijkt van mijn tijd in het Sinaï Centrum te Amersfoort. De oefengesprekken met ‘proefcliënten’ zijn meestal indringend en meeslepend. De meeste gesprekken zijn probleem-inventariserend. Dat wil zeggen dat een schijnbaar onbelangrijke kwestie dankzij vragen al snel verwijst naar een dieperliggend probleem wat vervolgens ook weer middels vragen kan worden verkend. Tot nog toe zijn mijn gesprekspartners merendeels oud-leerlingen die via mijn uitnodiging op facebook zich opgeven voor een of meer gesprekken.

vogel

Mijn 7 schilderijen naar aanleiding van teksten van Wolfgang Borchert waren op 30 oktober te zien in de Maarten Luther Kerk aan de Dintelstraat te Amsterdam. Ik vertelde kort bij ieder schilderij hoe de beeldende inhoud zich verhoudt tot de tekst en Guido van Leerdam las een verhaal van Borchert voor.

Biografisch coach

Een cliënte schreef me enkele weken na een bijeenkomst:MarkMala

‘Je open, heldere vragen plus de koppeling van gevoelens en gebeurtenissen, hebben mij nieuwe perspectieven gegeven. Daar ben ik je heel dankbaar voor, net als voor dat lichte duwtje om die brief te schrijven.’

Inmiddels heb ik gedurende het afgelopen jaar ruim vijftig biografische gesprekken gevoerd. Aanvankelijk met zogenaamde proefcliënten, later ‘voor het echt’. Een enkele maal was één bijeenkomst verhelderend genoeg, meestal echter waren er meerdere zittingen nodig om het achterliggende probleem helder te krijgen.

Nu was het voeren van gesprekken mij niet vreemd. Als mentor aan een vrijeschool heb ik de afgelopen 47 jaar honderden eindgesprekken gevoerd met schoolverlaters. Meestal waren dat intense gebeurtenissen, niet zelden met een verrassende uitkomst. Voordien was ik drie jaar gesprekstherapeut aan de Sinaï Kliniek, een psychiatrische instelling te Amersfoort. Het was een werkplek die zoals de naam al suggereert, cliënten herbergde die doorgaans heftige lotgevallen op hun levensweg moesten verwerken. Het was o.a. de tijd waarin het concentratiekampsyndroom werd ontdekt.

Wil je gewoon eens inzicht krijgen in patronen of terugkerende thema’s in jouw levensloop? Sta je voor een beslissing waar je niet uitkomt? Zoek je naar zingeving in werk of relatie? Zijn er geen uitdagingen meer voorhanden? Loop je voortdurend tegen eenzelfde grens aan? Ik ben beschikbaar voor biografische gesprekken.

De essentie daarbij is dat ik niet een therapeutische oplossing uit de hoed tover, maar middels vragen mijn gesprekspartner een probleem laat analyseren en tot een nieuwe verhouding, een nieuwe benadering van dat probleem laat komen.

Mocht je interesse hebben, neem dan contact op. Liefst via Messenger of markmarkmast@gmail.com

(Om recht te doen aan de Coronastorm houd ik tijdens gesprekken de grens van 1,5 meter afstand aan.)

Tegenslagen

De laatste jaren ben ik geconfronteerd met een aantal tegenslagen. Die horen mijns inziens ook op een site, al is het maar om op deze plek een zekere waarachtigheid te behouden.

Om te beginnen heb ik de school waar ik leerling ben geweest en voorts vijftig jaar werkte als docent, verlaten. Dat proces heeft zich voltrokken op een wijze waar ik niet zo enthousiast over ben. Zonder iemand daar persoonlijk verantwoordelijk voor te stellen heeft dat toch een flinke wissel op mijn levensgevoel getrokken.

Als reactie daarop ben ik in 1917 begonnen met een studie biografisch coachen, met als gevolg dat ik al snel een flink aantal cliënten mocht ontvangen. De coaching gesprekken brachten over het algemeen een intensiteit teweeg die in veel gevallen een basis leek voor een zinvolle ontwikkeling en bijsturing. Het was op weg om een levendige en vruchtbare praktijk te worden.

Maar niet lang daarna trof ons Covid 19 met als gevolg dat weinig gegadigden nog een subtiel en openhartig biografisch gesprek wilden voeren met een mondkapje op in een niet al te grote ruimte. Het volume van de beginnende praktijk daalde hierdoor aanzienlijk.

Vervolgens trof me medio 2021 de diagnose: Parkinson. Gelukkig in een lichte vorm. Niettemin is het een aandoening die je uiteindelijk niet over het hoofd kunt zien. En dat ondanks het feit dat ik volgens mijn specialist al zeker 10 jaar aan deze ziekte heb geleden zonder daar veel van te merken. Achteraf besef ik dat een portie moeheid toen al door Parkinson werd veroorzaakt. Gelukkig zijn er ook dagen dat je ‘zomaar’ volledig paraat bent.

Dat laatste treedt ook op tijdens momenten waar je je niet kunt permitteren om ondermaats te presteren. Zo Heb ik ondanks Parkinson lessen gegeven die vlekkeloos liepen en heb ik de afgelopen zomer met plezier de 1100 km naar ons huis in Zuid Frankrijk gereden. En terug. Ook de alsnog gevoerde biografische gesprekken hadden niet te lijden onder mijn Parkinson. Daar tussendoor echter kan de moeheid zonder enige aanleiding wel degelijk toeslaan.

Voor de vrij gekomen tijd heb ik gezocht naar een activiteit die door Parkinson niet zou worden gedwarsboomd. Het lag daarbij voor de hand om me te richten op een aantal onvoltooide boeken van mijn hand die nog op de plank lagen. Boeken die ergens in de drukte van mijn beroepsleven waren blijven liggen, meestal omdat ik geen tijd of energie had om af te ronden. Als gevolg van dat besluit verscheen in oktober 2022 een boek over Rudolf Steiner en Jiddhu Krishnamurti waar ik in de jaren 80 met Mary Noothoven van Goor aan was begonnen en dat ik tijdens het afgelopen jaar heb voltooid.

SteiKris omslag Krishnamurti Steiner

Bijna voltooid zijn: Een boek met verhalen onder de noemer Joods Leed en een roman onder de titel De Maagd van Passy. Ik ben halverwege een boek over Rudolf Steiner als Architect dat ik in de jaren 70 ben begonnen. Daarnaast sluimeren enkele losse ideeën. Ik denk daarbij o.a. aan lesbrieven voor kunstgeschiedenis in boekvorm. Tijdens de lockdown heb ik ervaring opgedaan die me ervan heeft overtuigd dat je, ook wanneer je niet live voor een groep staat, wel degelijk een interessante en pakkende les kunt geven. Het zou een werkboek voor het vak kunstgeschiedenis kunnen worden voor leerlingen, vanuit een vrijeschoolse benadering. Ik ben ook in gesprek over een boek met een aantal kunstbeschouwingen over telkens één kunstwerk, voor volwassenen. Op dit moment zijn er drie hoofdstukken in ruwbouw gereed. Het gaat over de Nachtwacht van Rembrandt, het object Fountain (het urinoir), abusievelijk toegeschreven aan Marcel Duchamp en het Narrenschip van Jeroen Bosch. Zoals het er nu voorstaat, verwacht ik nog hoofdstukken over o.a.werken van Hopper, Ensor, Goya, de gebroeders van Limburg, Ruudt Wackers e.a.

Om het biografisch coachen weer op te pakken heb ik contact gezocht met een huisartsenpraktijk in Amsterdam. Gevolg daarvan is, dat mijn biografisch coachen nu geïntegreerd is in een gevestigd instituut. Dat brengt een geheel nieuwe dynamiek met zich mee, al was het alleen maar omdat cliënten naar mij worden verwezen.

Wordt vervolgd
Bijgewerkt: November 2022